Dolichandrone — Duabanga. 224 1161 - 1175.
HCl. D. R h e e d ii Seem.* Kadj eng kapal ,
Jav, Kr.; Kadjoe d j har an L i nck, Aladocr.; Kajoe
djaran§), Jav. Ng.; Kajoe pelok, Jav.; Kajoe
pelompong, Alal. Alcn.; Kapal , Balin., Jav. Kr.;
Sangi , Alf. Alin. T. L. — Vrij lage hooni. Gebr.
Het hout wordt als drijvers voor vischnetten gcbezigd,
daar het zeer licht is, en dient ook wcl tot vervaardiging
van doozen of kistjes. In dc Alinahasa maakt
men er scheeden en gevesten van wapens van. Ecn
aftreksel der bladen wordt gegeven als inondspocling
bij ontstekingachtige aandocniiig van het mondslijmvlics.
§) Ook Polyscias nodosa Secm.* (zie 282ö).
1162. D o lich o s L a b la b L.* Nat. fam, der
L eg um in o s a e . Arhi la, Alal. Tim.; Asang
padi , Bat. Aland.; Bo nt j i s hoelan, Alal. Alcn.;
Kar a-kar a, Boeg., Aiakas., Alal.; Kasa-kasa,
Saleijer; Ka t j an g agel , 0, Jav,; Ka t j an g kar a-
kara, ¡Mal.; Ka t j ang kekara, Alal. Batav.; Kat j
ang pandj ang, Alal. Batav.; Ka t j an g rant i ,
Balin.; Ka t j an g saboek, Jav.; Ka t j an g soct ra,
Balin.; Kekara, Alal. Batav., Alal. Amb.; Kekar a
loengsi r , Balin.; Kokara, Alal. Alcn.; Komak,
Balin., Sas.; Loöpa, Sermata; Ra-kara, Aladoer.;
Rant i , Balin.; Rorakon, Alf. Alin. Bant.; Tepa-
koe, Leti; V o n g k i s loloön, Alf. Alin.; M^ontis
loloen, Alf. Alin, ■—■ Klimjdant. Gebr.: De peulen
worden als groente gegeten ; dc stengel en bladen zijn
ccn zeer gezocht veevoeder. Volgens het volksgeloof
in sommige streken zon het insect „wandclend blad”
(Alal.: Belalang daoen; Alal. Alol.: Daoen meraja) uit
hot blad dezer jdant ontstaan.
1163. Do o d ia d iv e s Kz.* Nat. afd. der
F ilic e s . Pakoe kembang, Soend. — Varensoort.
1164. D ra c a e n a a n g u s tifo lia Roxb.* Nat.
fam. der L ilia c e a e . DjedjocAvang boeki t , Alal,;
Dj o ewa ng- dj oewa ng boeki t , Alal.; Kopoi ,
Alf. Alin. Ponos.; L en djo ewang boeki t , AIaL;
Pohon soedj i , Alal.Batav.; Popopok im bolai ,
Alf. Alin. T. L.; Semar maboek, Jav.; Sem aime
ndem, Jav.; Sendjoewang boeki t , AIaL;
Soedj i , Soend.; Tawa än im bolai , Alf. Alin. T.P.;
Tawa än ni angko, Alf. Aliu. T. S.; Tj i jamaoe,
Alal. Variëteiten in Alal.; T j i j am a o e k e r e m angk a;
T. moedjoe r. — Heester, een drakebloed-plant. Gebr. :
Het spint, met water fijngewreven, is als verkoelend
geneesmiddel in gebruik. Uit de bladen verkrijgt men
een sap, dat dient om gebak groen te kleuren.
1165 D. c o n fe rta Ridi.* Dj edj oe wang
hoe t an dj ant an, Alal.; Dj o ewang- dj oewang
hoe t an dj ant an. Alai; Lei idjoewang hoe t an
dj ant an, Alal.; Sendj oewang hoe t an dj ant an,
Alal. — Heester.
1166. D ra c o n tom e lo n c e leb icum K o o rd .*
Nat. fam. der A n a c a rd ia c e a e . Boewah raoe,
AIaL Alen.; Koï l i , Al t Alin.; Ngame, Alf. Halm.,
Tern.; Reoe, Alf. Alin. Bant.; Woto kaï l i , Alf.
Tom. — Hooge boom. Gebr.: Het hout is ccn week
timmerhout, onder dak wel voor balken en planken
gcbezigd; de bloemen worden gegeten.
1167. D. m a n g ife rum Bl.* Dahoe, Soend.;
Dawo, Boeg.; Dawo r i j anr c , Boeg.; Dliao,
Aladoer.; Leow sela, Alf, Alin. T. L.; AI ah i roe,
Alf. Alin. T. P.; Rahoe, Balin.; Raoe §), Bat., Biman.,
Jav., Alal.; Rawa, Alal.; Rawo, Alakas.; Rawo
nikanre , Alakas. — Woudreus. Gebr.: Het hout wordt
wei gebruikt, maar verweert spoedig; de rijpe vruchten
worden om den rinschcn smaak soms rauw gegeten.
Ç) Ook Canarium laxum Benn.*
1168. D. m a n g ife rum Bl.* var. p u b e ru la
E n g l. Sëngkoewang kajoe, Alal. Pal. — Boom.
1169. D. s y lv e s tr e Bl.* Dawo l ant j eng,
Boeg.; Rawa hoetan, Alal.; Rawo dare, Alakas.
— Boom. Gebr.: De vruchten worden gegeten.
1170. D re p a n a n th u s p ru n if e ru s Maing.*
Nat. fam. der A n o n a c e a e . Antoei hi t am, AIaL;
Antoi hi tam, Alal. — Boom. Gebr.: Als de volgende.
1171. D. ram u lifio ru s Maing.* Antoei ,
Aial.; Antoe i poet ih, Alal.; Antoi , Alal.; xVntoi
poet ih, Aial. — Gebr.: Het hout wordt hij huisbouw
gebezigd,
1172. D rym a ria c o rd a ta W illd .* Nat. fam.
dorC a ry o p h y llac ea e. Dj oek o e t ib o e n , Socnd.;
Djoekoe t kas imoekan, Socnd.; Rebha kascm-
bhoegan, Aladoer. S.; Rebha kasembhoekan,
Aladoer. B. P.; Sindi , Alf. Alin. Tousaw.; Ta t ant an,
Alf. Alin. T. B.; Tente, Alf. Alin. T. P.; Tonte,
Alf. Alin. T. P. — Kruid.
1173. D rym o g lo s sum p ilo s e llo id e s P r e s i.
(= D. h e te ro p h y llum C. Chr.*). Nat. afd. der
F ilic e s . Paki s doewi t an, Jav.; Pakoe doedoewi
t an, Soend.; Saka t r ihoe- r ihoe, Alal. —
Gebr.: Is als inlandsch geneesmiddel in gehruik.
1174. D ry o b a la n o p s a rom a tic a Gaertn.*
Nat. fam. der D ip te ro c a rp a c e a e . Eomhor a
g a f o, Nias ; Hajoe h a p o e r. Bat.; II a p o e r b a r o c s,
Bat.; Kajoe apon, Daj. Z. O. Born.; Kapoe r haroes,
Sum. AV. K. — Boom, dc kamfcrboom van
Sumatra en Borneo. Gebr.: Deze kamfer woi’dt niet,
als de gewone soort (verg. 767) door destillatie gewonnen,
doch hevindt zieh hinnen den hast tot zelfs
in het hart van den boom in den vorm van kleine
kristallen. Zij wordt verkregen door den boom om te
kappen cn te splijten of tot planken te houwen en
alsdan de stukjes kamfer af te schrappen. De hoe-
dauigheid hangt af van den glans, de grootte en de
witheid dier stukjes, welke, alvorens ze iu den handel
tc hrengen, gezuiverd worden door wassching met
citroensap en lanw water. De gewone oogst is in
Tapanoeli van 10—12 katies per boom, maar het is
voorgekomen, dat men van cen boom meer dan 100
katies verkreeg. Kamferolie (oembil, Bat.) kj-ijgt men
van boomen, die nog niet oud genoeg zijn om geveld
te worden ; het vocht dringt door de schors en vloeit
uit den stam. Deze kamfer is een oud inlandsch geneesmiddel
tegen kiespijn en wordt ook op wonden
gelegd. De vruchten worden wel geconfijt; de pit is
fijn gestampt in gebruik tegen koliek. In Atjeh worden
de lijken met een weinig kamfer hestrooid. In dc
Batak-landen hcbhen de kamferzoekers een afzonderlijke
taal, waaraan zij zieh trouw houden, omdat hiermede
naar him meening het al of niet vinden van veci en
goede soorten nauw verband houdt. Zij moeten zieh
aan bepaalde gebruiken houdeu, mögen zieh in den
tijd dat zij zocken niet wasschen, en denken, dat in
den droom door een vrouwelijke geest de richting
wordt aangewezen, waar de meeste kamfer aanwezig
is. Ook iu de Alaleische landen bezigen zij, die zieh
met de inzameling hezig houden, tal van woorden
wclke van de dagelijksche spreektaal afwijkeu, daar
ook dit een gelukkige vondst ten gevolgc kan hehhen
1175. D u a b a n g a m o lu c c a n a Bl.* Nat. fam.
der L y th r a c e a e . Ahes, Alf. Alin. Bent.; Aras,
Alf. Aiin. Tonsaw.; Ares, Alf.AIin.; Aret , Alf.AIiu.
T. L., T. P.; Kadj imas, Balin.; Kajoe ares, Alf.
Alin.; Taker , Aladocr.; Taki r , Jav. — Boom. Gebr.:
Het hout is geschikt tot vervaardiging van planken
voor prauwen; de bast wordt tot zwai't verven gehezigd.
Duahanga — Dyera. 225 1176 - 1182.
1176. D. sonneratioides Ham.* Bei-em-
bang boeki t . Mal. — Boom.
1177. Duchesnea sundaica Miq. (= Potentina
Kleiniana W. et A.*). Nat. fam. der
Rosaceae. K é t j a l i n g a n lemboet , 0. Jav. —
Kruipende plant.
1178. Durio Oxleyanus Griff.* Nat. fam.
der M a lv a c c a o . De r i j a n r imba, Lamp. Pam.;
Deu r e u j a n oe.nggah, Atjeh; De u r e u j a n rime,
Atjeh; De u r eu j a n toehatoe, Atjeh; Doe r i j a n
daoen, Alal.; Toemi , Lamp. Ah. — Boom. Gebr.:
De vruchten worden gegeten; het hout is deugdzaam
en sterk, maar moeilijk te bewerken.
1179. D. testudinarius Becc.* Doer i j an
boeroeng, AIaL; Do e r i j a n tanah, Alal. — Boom.
Gebr.: Het hout wordt als goed timmerhout geroemd.
1180. D. zibethinus Murr.* Adoerija,
Biman.; Ambet an, Jav. Kr. D.; B ak deur euj an,
Atjeh; Dahi j an, Daj. B.; Dahoei an, Daj. B.;
De r i j an, Lamp. Pam., Alal. Bengk.; Deur euj an,
Atjeh; Dhoer in, Aladoer.; Djoer ia, Gorom, Goront!
Doejan, Daj. Law.; Doel , BoL Along.; Do er anaä,
Gorom; Docren, Balin., Jav., AIaL Batav.; D o e r e ii e,
Alf. Hila; Doereno, Alf. Har.; Doer i ja, Biman.!
Nias; Doer i j an, Koehoe, AIaL, Alinangk.; Doe r i jang,
Boeg., Alakas., AIaL AIoL; Doewojan, Alf.
Alm. Bant.; En t o e r i j a n , Simaloer; Kadoe, Soend.;
Loer i j an, Alf. Alin. T. B., T. S.; Oer i jan, Alf.
Boer.; Pa t j ekan, Balin. Kr.; Roejan, Daj. AI ■
Roewaj an, Alf.AIin.T.P.; Rojan, Alf. Alin. Bent,
T. P.; Ta roe toeng, Bat; Toeren, Alf. Z. Cer.;
To e re ne, Alf. Asil.; Toe r en jo, Alf. N. Laoet;
T o e r e n 0, Alf. Har., Sap.; Toer ia, Alf. Cer •
To h a n , Alf.Z.Cer.; Torane, Alf. Z. Cer.; Tor i an
Alf. Z. Cer.; Wajatoe, Alf. Tom. Variëteiten in
AIaL Batav.: Doer en seketan, met wit vruchtvleesch
en kleine pitten; D. s i terò eh oek, met geel vruchtvleesch
en groote pitten. In Jav.: Doe r en hoengkik,
kleine soort In Soend.; Kadoe g a ngga e ng ofk!
gengga eng of k. kal ahang. In Alal.: Do e r i j a n
temhaga, met geel vleesch; D. tenggajoen. In
Alal.AloL: Do e r i j a n g gadjah. In Bat: Ta roe toeng
s i b a l in g b i n g a n ; T. s idj ahak; T. s ini tak,
met wit vleesch; T. s i sagoe- sagoe; T. s i t eni
m a n 0 e k, aldus genoemd, omdat het gehruik doet rieken
naar kippendi-ek; T. s i tomhaga, met geel vleesch;
T. tongor , met geel vleesch, maar kleine pitten. ~
Boom, de doerian. Civetcat-frnit tree, e. Gebr.: Het hout
wordt, als ’t heschikhaar komt, o. a. in "West-Java voor
goedkoope planken en meuhels gehezigd. Veel hclangrijker
is T gehruik der sterk riekende zaadrok, door Europeanen
maar vooral door inlanders gaarne gegeten ; ook de zaden
worden gekookt, van de schil ontdaan, gedroogd, gehakken
en zoo met wat zout hij de rijst genuttigd. Alen wil dat
alleen die vruchten smakelijk zijn, welke rijp van den
boom vallen. Nergeus worden naar den aard der vrucht
zoovele soorten onderscheiden als in de Bataklanden,
hetgeen verklaarhaar is, omdat velen die vrncht er niet
alleen als versnapering, doch hepaald als voedings-
middel gebruiken. Alen heeft er zelfs een afzonderlijk
woorc^: mamoehoen, voor het bewaken der boomen in
den tijd, dat deze dc meeste vruchten opleveren. Als
dit bewaken ’s nachts geschiedt eu ecn der wakers
neiging tot slapen heeft, steekt de andere hem een
doerijan-pit in den mond om hem wakker te houden.
Ook het eiland Ambon munt wat doerians betreft
boven de andere streken uit. In het Soendaasch heeft
men een spreekwijze: „Ngemhang kadoe”, d.i.: „Doen
als de bloem van doerian”, om iemand te omschrijvcn,
die met open mond over iets verhaasd staat. In het
Javaansch „Ngembang doeren”, om een vrouw aan
te duiden, die niet meer maagd is, terwijl de Aladoerees
de lichthruine kleur van een paard „kemhhang
dhoerin” noemt. De Balinees zegt: „Boeka
doerene boeloeng, masi ada ngapoet”, d.i.: „Als een
afgevallen doeren, er is altijd iemand die haar opraapt” ,
met de beteekenis van altijd een vriend of bloed-
verwant te vinden, die zieh zijner aantrekt, als iemand
ongelukkig is geworden; en de Batak: „Djaroe satam-
poek pe taroetoeng, laing palegan-legan do roewangna”,
d.i.: „A.1 heeft de doerian-vriicht maar één steel, toch
verschillen de afzonderlijke vakken altijd”, met de
beteekenis van: kinderen, die van dezelfde ouders
afkomstig zijn, hehhen toch niteenloopende karakters,
Voor iets dat zoo Maar is als de dag zegt de Alaleier:
„Saperti doerijan menoendjoekkan pangsanja”, d. i.:
„Gelijk een doerijan-vrucht haar vakken laat zien”,
om reden aan den huitenkant te zien is, waar de
vakken zieh inwendig van elkaar scheiden. Van iemand
Wiens verlangen onhevredigd hlijft, zegt de Aladoerees:
„Kaloewang tero ka dhoerin”, d.i.: „De kalong hegeert
een dhoerin” . In het Alinangkabaoesch heet „een buiten-
kansje hebben” figuurlijk „mandapc doerijan roentoeeh”,
d.i.: „Overvloed van vruchten aan zijn doerijan krijgen”!
De Javaan duidt een niet te ver gedreven scherts aan
met de uitdrukking: „Sahrebet doeren”, d.i.; „Als een
schräm met de dorens van een doeren-vrucht”, die
niet doordringt. De Balinees noemt de zieh spoedig
openharende genegcnheid van een m an: „Nasak doeren”,
d.i.: „Als een rijp werdende doeren”, die zieh door
den_ geur dadelijk verraadt. Dezelfde vrucht is de oplossing
van meerdere raadsels; zoo in het Lampongsch
van; „Di tjoeloek sakik di kanik hangik”, d. i.: „Wordt
het even met de vingers aangeraakt, dan is het pijnlijk,
wordt het gegeten, dan is het smakelijk; in het Alinangkabaoesch
van: „Ambie doeri, hapaga doeri,
saroego di dalam, narako di loewa”, d.i.: „Het neemt
dorens, het is met dorens omheind; de hemel van
hinnen, de hei van huiten”; in het Javaansch van:
„Ana landak toeroe ing epang; amboene doedoe-doedoe”,
d. i.; „Een stekelvarken slaapt in de takken, de geur
er vanáis buitengewoon”; en van: „Gedeboeg tjiting-
tjJting”, d.i.: „(Op) het geluid van vallen (volgt) het
voorzichtig aanpakken” (dit vanwege de dorens); in
het Balineesch van : „Landak magantoeng”, d. i.: „Een
stekelvarken dat hangt”, en „Anak‘ laboeh njapoetin
ibana”, d.i.: „Een kind, dat zieh vallend kleedt”,
daar de afvallende hladen zieh aan de stekels der
vrnchten vast zetten; zoo in het Boegineesch van:
„Tahoe ridjari padjari rilowiseng palowiseng”, d. i.:
„Spijs die hem, die het betast, wederkeerig betast”,
terwijl^^„Bangkijang ni taroetoeng” of „De pitten der
vrucht”, de oplossing zijn yan het Bataksche raadsel:
„Alarkapit halahi di hagasan tai ngada marsipang-
koelingan”, d.i.: „Zij zitten er dicht opeengepakt iu,
maar spreken niet met elkaar” .
1181. Dyera costulata Hook.f.* Nat.fam.
der Apocynaceae. Djeloetoeug, Alal.; Dje-
l oe toeug pipi t , AlaL; Lahoei , Sum. W. K.;
Lahoewa i (ziel75), Snm.W.K.;' Laboeweh, Sum.
k. '— Boom. Gebr.: De schors hevat een melksap,
dat driukhaar (?) heet en in smaak eenigszins met
melk overeenküiut. De daaruit gewonnen harsige
massa komt in ’t groot in den handel als caoutchouc-
surrogaat eu is hekend als getah djeloetoeug, ook wel
^ ^ als „Dead 'h orneo”” en „Pontianak gom” .
1182. D. Maingayi Hook. f. Djeloetoeng,
Alai; Dj elotoeug, Sum. W. K.; Handj a l ot ong,
Daj. Z. O. Born.; Aledang palai , Alai.; Aledang
pelai , AIaL; Palai , Alai.; Pantoeng, Daj. Z. O.
Born.; Pe l a i §), Daj. Z. 0. Born. — Boom. Gebr.:
.1 1
15 ■ Mi ¡IM
il
‘ it;
, (