1489. F . m y so re n sis Heyne.* Taugkoe-
pan (zie 1436), Alf. Miu. T. B., T. .L., T. P., T. S.
— Boom.
1490. F . n o d o sa T. e tB .* Gondal , Alf. Amb.
— Boom. Gebr.: De bladen zijn in de inlandsche
geueeskunde in gehruik en de schors schijnt vroeger tot
het vervaardigen van schaamgordels te hebben gedicnd.
1491. F . o b s c u ra Bl.* Bi soro hideung,
Soeud.; Da r an g d a n g hejas, Soend.; Iji ik, Jav.;
Oej ah-oe j ahan, Jav.; Wal en hadak, Soend. —
Heester. Gebr.: Alet de bladen wordt de madat (opium)
tot tikc bereid; ook ziju die wel iu gebruik als geneesmiddel
voor vrouwen na de bevalliug.
1492. F . o b tu s a Hassk.* Areuj hampc-
1 as §), Soend.; xVr euj koii dang, Soend. — Klimplant.
§) Deze niet te verwarren met 1503.
1493. F . o b tu s ifo lia Roxb.* Gambi ran,
Jav.; Ki j a r a gambi r , Soeud. — Boom. Gebr.: Het
hout dient tot meuhelhout, en meu zegt, dat door dc
bergbewoners nit de schors een soort gambir bereid
wordt tot eigen gebruik.
1494. F .p a r ie ta lisB l.*Da r an g d a n g l i t j in,
Soend. — Heester.
1495. F . p ilo s a Reinw.* Amboeloe, Baliu.;
Boeloe, Jav.; Ki j a r a ateul , Soeud.; Boenoet
panggang, Baliu. — Boom.
1496. F .p is ife raW a ll.* A ra l idah r imaoe,
Alal.; A ra soehoeroet eh, AIaL; A ra soepoedeh
(zie 1519), Alai.; A ra soepoedeh paja, Alai; Dar
a n g d a n g manoek, Soend.; Kajoe t amp a n g
telor , Alal.; Peuheur , Soend,; Poeloecheu, Alf.
Alin. Tonsaw.; Soepoedeh, AIaL; Soepoedeh paja,
Alal.; Tampang telor, Alal. — Boom of heester.§)
§) Sommige Ficus-soorten (zooals deze) komen zoowel
als heester alsook als hoom voor; andere soorten, o.a.
van het ondergeslacht Urostigma, zijn in de jeugd half-
epiphytische hoomen („boomwurgers”), terwijl het later
reusachtige, zelfstandige, in den hodem wortelende
hoomen worden. Eenige Ficns-soortcn zijn hooggroeiendc
kliinplanten, een paar soorten zijn kleine rechtop
groeiende halfheesters, andere soorten vormen het
midden tusschen een boomheester en een klimplant.
1497. F . p ro c e ra R einw.* Ki j a r a pajoeng,
Soeud. — Boom.
1498. F . p ru n ifo rm isB l.* Ki j a r a boewah,
Soend.; Alawewesar (zie 1184), Alf. Aliu. T. P. —
Boom.
1499. F .p s e u d o -R ib e sK o o rd . AI a s a m p e v
(zie 1505), Alf. Min. T. B. — Boom.
1500. F . p u n c ta ta Thunb.* A reuj konj a l
leut ik, Soeud.; Kontol moending, Soend.; Poeloet
in t j i jos, Alf. Alin. T. P. — Klimplant.
1501. F . p u rp u r a s c e n s Bl.* Ami s ma t a
beurenm, Soend.; Ki ami s ma t a beureum,
Soend. — Boom.
1502. F . q u e rc ifo lia Roxb.* Apolos, Alf.
Alm. Ponos.; Besang, Alf. Aiin. T. L.; Kras inga,
Alf. Alin. T. S.; Pe s ang (zie 1454), Alf. Aliu. Bent.,
T. P.; Pe s ang in taloen, Alf. Alin. T. L.; Sasa-
pe t en sela, Alf. Alin. T. L. — Boom.
1503. F . r e c u rv a Bl.* I l ampe l a s areuj §),
Soend. — Klimjilant.
§) Deze niet te verwarren met 1492.
1504. F . r e tu s a L .* (zie 1510). Bar imbing,
Alf. Alin. T. L.; Boeloe, Sum. W. K.; Gala-gala,
Bat.; Hoepoe, Alf. N. 0. Halm.; Ki j a r a gede,
Socnd.; Ki j a r a rambaj , Soend.; Lowi j an, Alf.
Alin. T. P.; Alarana (zie 1442), Boeg., Alakas.; O fo,
Tern.; W a r i n g i n d a o e n k e t j i 1, Alal. AIoL; Wet es
mea, Alf. Aliu. T. L.; Wet es r int ek, Alf. Alin. T. L.
~ Boom. Gebr.: Dc gekookte schors wordt op gezwollen
lichaamsdeelen gelegd; de vrucht dient als hengolaas
en wordt soms met zout gegeten.
1505. F . R ib e s Reinw.* (zie 1937). Ampere,
Aladocr.; Ki j a r a walcn, Soend.; Alasahiper (zie
1499), Alf. Aliu. T. B.; Rempe l a s hawang, Jav.;
Walen, Soend. — Boom, Gebr.: Een aftreksel van
de schors wordt tegen malaria gedronken, eu de bladen
kauwt men (bij gebrek aau gambir) wel met sirih.
1506. F . R ie d e lii Teijsm,* Awelas, Alf.
Alin. Tonsaw.; Awelas in t joko, Alf. Alin. T. P.;
Awclas Ion dejan, Alf.AIin.T.P.; Kaäue ka rokok,
Alf. Alin. T. L.; Rahangi s , Alf. Alin. Bent.;
Sa r aps ap (zie 1454), Alf. Alin. T. B.; Sasapeten,
Alf. Alin. T. L. — Boom. Gebr.: De hladen worden
als geneesmiddel aangewend.
1507. F . r o s t r a ta Lam.* Apolos kahoej
angan, Alf. Alin. Ponos.; Paäj ap, Alf. Alin. T. P.;
P a h a n a p r int ek, Alf. Alin. T. L.; Roepet , Alf.
Aiin. T. L.; Roepet r int ek, Alf. Alin. T. P.;
Siksik, Alf. Alin. T. S.; Tamh oen, Alf. Alin. Bent.;
T a m h 0 e u g - 1 am h 0 e u g, Alakas.; War i m b i n g
r int ek, Alf. Aliu. T. L. — Boom,
1508. F .R o x b u rg lliiW a ll.*A ra k e i eh oek,
Alal.; Kei eh oek, Aial. — Boom.
1509. F . ru d is Miq,* Pa ä j ap koelo, Alf.
Alin. T. P. — Boom.
1510. F , R um p h ii Bl.* Ant j ak, Balin., Alal.
Batav., Soend.; xAra dj awi -dj awi , Alal.; Ba t ang
hodi , Alinangk.; Bodi , Alakas., Alinangk.; Dj ahi -
djahi , Bat.; Dj adj awa j , Soend.; Dj awi -dj awi §),
Boeg., Alakas., Alal.; Dj edj awi, Alal. PaL; Dj id j awi,
Atjeh; H a r i j a r a dj abi -dj ahi . Bat.; Kaj o e b o di,
AIaL Batav.; Ki ant jak, Soend.; Ki djadjawaj ,
Soend.; Nga, Atjeh; Wodi , Boeg.; Woedi , Balin.,
Jav. — Hooge boom. Gebr.: Het hout wordt voor
ra’s van inlandsche vaartuigen cn voor nokhalken van
huizen gehezigd; de vrnchten hebben een samentrek-
kenden zuurzoeten smaak. De wortel is, met andere
middelen vermengd, als versterkend geneesmiddel iu
gehruik. Het gelaat eener vrouw, dat mooi en niet
te lang is, wordt wel met het hlad van dezen boom
vergeleken; cii naar den vorm van het blad heeten
de ruitvormige tiisschennaaisels onder de oksels van
kleedingstukken in het Alinangkabaoesch daoen hodi.
§) R i d l e y noemt Ficus retusa L.* als djedjawi,
maar djawi-djawi als Ficus rhododendrifolia Aliq.*
1511. F . r u p e s tr is Bl.* Konj a l hennj eur ,
Soend. — Heester.
1512. F . sc a n d e n s Roxb.* Rowi , Alf. Alin.
T. P. — Klimplant.
1513. F . S c hw a rz ii Koord.* Oesoe, Alf.
Alin. T. P., Tonsaw. — Boom.
1514 F . s em ic o rd a ta Miq. Am p a l asa,
Alakas.; Ampalel iQ, Alinangk.; Ampa l eh hatang,
Alinangk.; Ampelah, Atjeh; Ampelas, Aladoer. P.,
S., Vulg. AIaL; Ampel as lemhoet , Vulg. AIaL;
Ampele, Boeg.; Ampias, Balin.; Ampolas. Bat.;
Awelas, Alf. Alin. T. B., T. P., T. S.; Awelas
disik, Alf. Alin. Tonsaw.; Awelas im hawi , Alf.
Alin. T. P.; B a r asa, Alf. Alin. Baut.; Daoen gosok,
Vulg. Alal.; Empe l a s §), Alai.; Empe l a s hat ang,
Alai; Hampal as , Daj. Sampit; Hampal èh, Alinaugk.;
H amp a l e h hatang, Alinangk.; H ampelas,
Daj. Kat., Soend.; Hampé l a s lemhoet , Soend.;
Hope, Alai. Alen.; Impele, Boeg.; Lage, Nias;
Alaseni (zie 2116), Alf. Alin. T. L.; Alempelas §),
Mal.; Mempel as batang, Alai.; Ope, Alf. Alin.
T. L.; Pelas, Sas.; Rempelas, Jav.; Tampelas,
Daj. Kat., Aladoer. B.; Woelas, Alf. Min. Beut.
Varieteit in Alai.: Alempelas babi of empel as
babi . — Boom. Gebr.: De vruchten worden soms
(o. a. in do Alinahasa) gegeten* De hladen dienen om
hont glad te schüren en maken ook een hestanddeel
uit vau middelen, die men klophanen te slikken geeft.
De wortels worden wel voor geneesmiddel op ettcrende
wonden gebruikt. Van iemand met een stijfhoofdig
karakter zegt men in het Javaansch: „Gocdang rempelas’’,
d. i.: „Hij kookt rempelas-hladen in klappermelk”
. In het Minangkabaoesch heeft met een spreekwijze:
„Batoenggoee di tarah kasek di hampaleh”,
d.i.: „Wat met verhevenheden is moet met den'dissel
worden gekapt, wat ruw is wordt met hampaleh-hladen
gewreven” ; met de bedoeling dat waar geschillcn of
zwarigheden bestaan, deze naar hun aai'd uit den weg
moeten geruimd worden.
§) Ook Dillenia sp. (zie 1102).
1515. F . s e r r a r la Miq.* Kekewang (zie
1464), Alf. Alin. T. B.; Lolon do eben, Alf. Min.
Tousaw.; Lol ondoken (zie 1464), Alf. Aliu. T. L.,
1. P.; Oeroen, Alf. Alin. Ponos.; Poesoko, Alf.
Alin. Bant. — Boom.
1516. F . s u b u la ta Bl.* Ke l ampong agas,
Aial.; Ke l ampong merah, Alal.; N a ä in taloen,
Alf. ATin, T. P.; Nanek, Alf. Min. T. L.; Woel alas,
Alf. Alin. T. P., T. S. — Boom. §)
§) Dit volgens K o o r d e r s ; daarentegen noemt
AIiquEL deze Ficus-soort een klimplant, waarvoor de
opgegeven Soend. naam, darangdang areuj, eveneens
zou pleiten.
1517. F.^ s u p e rb a Miq.* Kajoe kowang,
Alakas.; Ki j a r a kowang, Soend.; Kowang, Balin.,
Jav. — Boom.
1518. F . to x ic a r ia L.* G oemhot . Bat.;
Hajoe ara motoeng, Bat.; Hamh e r a n g hodas,
Soend.; Ham er an g bodas, Soend.; H a r i j a r a
motoeng. Bat.; AI oto eng. Bat. - Boom. Gebr.:
Alelksap zeer ^ scherp. ln de Bataklanden heeft men
een spreekwijze: „Por hamhing songon boeloeng
goemhot na torbalik di sipaha toloe”, d. i.: „Die geiten
heeft als goembot-hladen, welke in de derde maand
worden omgekeerd”; welke vergclijking zoowel op de
kleur als op het aantal geiten ziet, daar de bladen
van ondercn Mdt zijn, Si motoeng is er een benaming
voor witte honden.
1519. F . u r o p h y lla W a ll.* Aka r boent a t
oelar, Vnlg. Alal.; A ra soepoedeh (zie 1496),
Alai.; Soepoedeh (zie 1496), MaL — Epiphytische
heester.
1520. F . v a rie g a ta Bl.* Aha (zie 2883), Alf.
Alin. Bent.; Ghoendhang, Aiadoer.; Gondang,
Balin., Jav.; Ha t e fisa foeroe, Tern.; Hiha, Alf.
N. O. Halm.; Hisa, Tern.; Kajoe t anang, Alakas.;
Kondang, Soend.; Latoea, Alf. Alin. Tonsaw.;
Alatana, Alf. Alin. T. L.; Naä, Alf. Alin. T. P.;
Naha, Alf. Alin. T. L.; Oel ang-oe l ang, AlaL;
T in asa, Boeg.; War i n g i n daoen hesar, AIaL
AIoL; AV a w al iato e, Alf. Alin. T. B. Varieteiten in
Jav.: Gondang abang; G. idjo; G. poet ih; G.
t j arak. In Alf. Alin. Bent.: Aha watoe. In Soend.:
Kondang beur eum; K. leies (zie 1470). In Vif.
Alin. Tonsaw.; La toe a l ika (var. Chlorocarpa) ;
Moemoe, met roode vrucht. In Alf. Min. T. L.:
AI a t a u a mea of n a h a m e a ; AI. poet i of naha
poet i . ln Alf. Alin. T. P.: Naä koelo; N. r a i ndang.
— Boom. Gebr.: Het hout dient alleen tot
hrandhout; de schors werd vroeger in de Minahasa
en wordt tegenwoordig nog op Noord-Halmahera tot
vervaardiging van kleedingstukken gehezigd. Het uit
de vruchten vloeiendc melksap wordt door de inhoor-
lingen wel voor was gebruikt, waarom het op Java
lilin gondang of lilin kondang heet, en op Sumatra
als getah laoe in den handel wo]'dt gebracht.
1521. F . v illo s a BL* Aka r ara hoeloe. Mal.;
Akar ara sipadeh, AIaL; A ra boeloe, AIaL; A ra
sipadeh, Mal.; Areuj konjal , Soend.; Areuj
konj a l bejas, Soend.; Konjal , Soend.; Konj a l
bejas, Soend. — Klimplant. Gebr.: Het door in-
snijding in den stengel verkregen sap is een geneesmiddel
tegen buikziekte.
1522. F . V rie s ia n a Miq .* Be u n j i n g oraj , .
Soend. — Heester.
1523. F . W a s s a R o x b . ( = F . d iffbrmis
Lam.*). Aä adan, Balin.; Adan, Balin.; Gohi ,
Alal. Amb. Tern.; Sajor wasa, AIaL Amh.; Wasa,
Alf. Arab.; Was al, Alf. Oel. — Heester. Gebr.: De
bladen worden soms als groente gegeten; soms wordt
een aftreksel daarvan in warm water aan kraamvrouwen
toegediend.
1524. F . x y lo p h y lla W a ll ,* A ra daoen
lebar . Mal.; Kajoe ar a nasi , Mal. W. Born.
— Boom.
1525. F . sp. Kanr e kambing, Bonth, ■—■
Boom (?).
1526. F . sp. Ha r i j a r a s idaboel an. Bat.;
Salaboelan, Bat. Dair.; Sidaboelan, Bat. — Boom.
Gebr.: De getah wordt als vogellijm gehezigd.
1527. F . sp. Tj apoeko, Alakas. — Boom.
1528. F . sp. Toel ak- toel ak, Bat. — Boom.
1529. F . sp. Bregad, Jav. — Boom. (?)
1530. F . sp. Dj r akah, Jav. —■ Hooge hoom.
Gebr.: Het hout is voos; de vruchten zijn eethaar.
1531. F . sp. Kajen, Balin., Jav.; Koejang,
Baliu., Jav. — Boom. Gebr.: Van dl^zen hoom wordt
op Bali het hout gehezigd hij het verhranden van
lijken van vorsten.
1532. F . sp. Apak, Jav.; Kajoe apak, Jav .—
Boom.
1533. F . sp. Toe t oemba l en (zie 842), Alf.
Min. T. L., T. P. — Boom. Gebr.: De hast wordt
gehezigd om roodbruin te kleuren, o.a. deteTondano
vervaardigde hoedeu. Vroeger diende die wel tot vervaardiging
van kleediugstnkken.
1534. F . sp. Boenjaoe, Daj. Z.O. Born.; Bo e-
uoed, Alal.; Boenoet , Alf. Alin. T. L., Lamp., Alal.;
Woenoe t §), Alf. Min. T. P. — Boom. Gebr.: Dc
hast werd iu de Alinahasa vroeger tot vervaardiging
van kleedingstukken gebruikt; thans geschiedt dit in
de Lampong nog wel van die, welke voor tiiiuarbcid
gehezigd worden; ook draait men er touw van. Het
hout dient hij den schcepsbouw en de vruchten zijn
een geneesmiddel.
§) Ook Grewia-soorten (zie 1703).
1535. F . sp. Kat imesmes , Balin.; Ka t imoe s moes,
Balin, Semb. — Boom. Gebr.: Bij gebrek
worden de vruchten wel in plaats van rijst genuttigd.
1536. F . sp. S r i gontang, Baliu. — Boom.
16