werksters op het bureau van het Koloniaal Museum, en voorts den
heer Dr. S. H. K o o rd er s te Leiden, die de schoone proeven nog
eens kritisch doorlas en op verschillende plaatsen verbeterde en
aanvulde, en den heer H. L. G e r t h van W ijk te Middelburg,
aan wien de lezer de vele engelsche, fransche en duitsche plantennamen
dankt, die ongetwijfeld in Indie welkom zullen zijn. Neder-
landsche namen van geslachten en soorten in dit boek, zijn zooveel
mogelijk die, welke in 1906 voor algemeen gebruik gekozen werden
door de plantennamen-commissie onzer Natuurhistorische Vereeniging.
Eenige biologische gegevens verschalte Dr. W. B u r ck te Leiden.
Ten slotte nog een woord van dank aan alien, die het tot stand-
komen dezer uitgave door hun inteekening steunden, i n ’t bijzonder
aan de Geneeskundige Vereeniging voor Ned-Indie te Batavia en
aan de Kon. Natuurkundige Vereeniging aldaar, die voor resp. 25
en 10 exemplaren inteekenden. Eene kostbare en voor den boek-
handel onbevredigende uitgave blijft een dergelijk werk met be-
perkten afzet steeds, en zij die dit boek duur vinden mögen bedenken,
dat zij toch nog slechts weinig meer dan de drukkosten betaald hebben.
Intusschen, het boek is tot stand gekomen, niet door Staatshulp,
doch pvopriis viribus, en gesteund door veler belangstelling. Ik hoop
dat die belangstelling zieh verder ook daarin zal uiten, dat velen
in Indie mij toezenden de aanvullingen en verbeteringen die noodig
blijken bij het dagelijksch gebruik van dit boek in verschillende deelen
van den Archipel. Daarvan zal dan, overeenkomstig hetgeen op
biz. 397 en 399 te lezen is, een dankbaar gebruik gemaakt worden
tot samenstelling van een Supplement.
van dat gehalte geboekstaafd. Er heerscht dan ook op dit gebied eene niet geringe
verwarring. . . . . .
De Verdienste van Filet bestaat nu hierin, dat hij alle namen, die hij in de
botanische literatuur vond of van zijne omgeving vernam, in alphabetische volgorde
gerangschikt heeft, en er de latijnsche benaming, de plantenfamilie en korte aanteekeningen
aangaande de toepassingen der plant, heeft bijgevoegd. Hij heeft die
allesbehalve gemakkelijke taak met geringe hulpmiddelen en zoo goed als mogelijk
was volbracht, en daarmede een werk geleverd, dat nog lang na zijn dood zijn naam
in dankbare herinnering zal houden bij alien, die het Woordenboek als een der
nuttigste geschriften over inlandsche planten hebben leeren waardeeren.
Dat het boek niet volmaakt is, geef ik gaarne toe. F ilet was te weinig plant-
kundige, om kritisch te werk te kunnen gaan. Ook de indeeling van zijn woordenboek
is niet gelukkig : het zoude te vermijden geweest zijn, dat liien, om bij een
javaanschen of maleischen naam te komen, vaak eerst een boegineeschen, en dan
een van Leytimo of Haroekoe, en de hemel weet welke negorij meer, moet opslaan,
gelijk nu het geval is. Maar men mag die gebreken niet al te breed uitmeten,
zooals vaak gescliied is. „Voor het groote publiek heeft F ilet’s boek geen waarde” ,
lees ik o.a. in een kritiek, kort na het verschijnen van het Woordenboek geschreyen.
Welnu, het groote publiek heeft er blijkbaar anders over geoordeeld, en men vindt
F ilet’s boek bijna overal, ook däär, waar een tnelr wetenschappelijk, maar minder
handig werk, waarschijnlijk geen ingang zoude gevonden hebben.
Voorloopig is er voor een beter Plantkundig Woordenboek, dan Filet geschreven
heeft, nog geen materiaal aanwezig.
Tbch kan daartoe de hand aan het werk geslagen worden, indien leder, die
plantennamen verneemt, welke hij niet in F ilet vindt, of die fouten in dat boek
opmerkt, zulks noteert. Eene dergelijke bijdrage werd voor eenige jaren door den
heer Berkhout gegeven, en ’t is zeker wel onnoodig te vermelden dat „Teysmannia”
aan zulke opgaven van nieuwe of verbeterde plantennamen, steeds recht gaarne eene
plaats wil inruimen, en zoo noodig, ook den latijnschen naam wil determineeren, als
men slechts een gedroogd takje zendt der plant, waarvan men alleen den inlandschen
naam weet. Het zoude ook zeer toe te juichen zijn, indien de beoefenaars der
inlandsche talen hun goede zorgen aan de plantennamen wilden wijden: de juiste
schrijfwijze en zoo mogelijk ook de beteekenis en afleiding wilden aangeven.
Dan zoude door vereende krachten later wellicht eene derde uitgave van Filet’s
woordenboek het licht kunnen zien, die met meer recht dan de onlangs versehenen
tweede, zieh als een vermeerderde en verbeterde kon aankondigen!”
Naar aanleiding van het overlijden van G . J. F il e t , door
Dr. M. G r e s h o f f , in „Teysmannia” Dl. II (1891), biz. 170— 172.
„Filet’s Woordenboek verscheen in het jaar iSyh, en vulde ongetwijfeld eene
leemte aan, die in de literatuur over Indische planten viel op te merken. Wil men
eene inlandsche plant nader leeren kennen, dan is de rechte weg tot die kennis,
haar volgens de regels der botanische systematiek te determineeren. Maar deze
rechte weg is, voor de meesten ten minste, ditmaal nu eens niet de kortste, en zij
zien dus naar een eenvoudiger en gemakkelijker middel uit; willen hun doel längs
een omweg bereiken. De gewone manier is, dat men aan een inlander den inlandschen
naam der plant vraagt, en nu in een botanisch boek de gegevens opzoekt, die bij
die plant, of juister bij dien naam, te vinden zijn, en die in vele gevallen wel een conHöle
aan de hand geven of de medegedeelde inlandsche naam de juiste is. Dat dit in
de praktijk zoo gaan zou, hebben alle botanische auteurs begrepen; van den een-
voudigen R umphius tot den geleerden Blume toe, en daarom hebben zij allen
getracht, op het spoor der ju iste inlandsche namen te komen.
Dit is echter gemakkelijker gezegd dan gedaan, en de verzamelaar van plantennamen
heeft meer dan 50% kans, dat hij een font begaat; omdat hij een verkeerden
inlandscheu naam hoort, of een inlandschen naam verkeerd hoort.
Flet comble van verwarring ontstaat natuurlijk, als de inlander, dien men raadpleegt,
een onjuisten naam opgeeft, en men zelf dan nog een fout bij het determineeren
begaat; dan is er geen toiiw meer aan vast te knoopen, en toch zijn er vele namen
\
• i
„De bestaande opgaven van inlandsche plantennamen zijn nog zeer onvolledig
en bovendien verre van juist; ten deele veroorzaakt door gebrekkige taalkennis van
plantkundigen en aan den anderen kant het gevolg van onbekendheid met de
systematische benamingen van taalbeoefenaren en verzamelaars. Toch hebben vele
botanici, overtuigd van het mit, dat daaruit in de praktijk is te trekken, zieh
herhaaldelijk beijverd naast den wetenschappelijken ook den inlandschen naam van
menig gewas op te teekenen, en vandaar, dat in verschillende geschriften ± 10.000
namen van planten voorkomen, door wijlen den Off. v. Gez. G. J. Filet onder den
titel „Plantkundig Woordenboek voor Nederlandsch Indie” tot een geheelbijeen gebracht.
Door sommigen is hem deze arbeid als een bepaalde Verdienste toegerekend;
een gevoelen, dat ik niet deel, om reden hij zonder nader onderzoek alles wat hij
aantrof onveranderd overnam. De uitgaaf van een tweeden druk van dat woordenboek
is niettemin een bewijs, dat er behoefte bestaat aan een dergelijk werk en, bekend
met de teleiirstelling door menigeen bij de raadpleging ondervonden, geef ik gaarne
gehoor aan de uitnoodiging van Dr. Greshoff (Dl. II, blz. 17 2 van dit tijdschrift),
om mede te werken tot verzameling van materiaal voor een nieuwe uitgaaf van een
verbeterd Woordenboek van inlandsche plantennamen. Eigenlijk dienden tevens de