is voorgesteld. 1« die rsrekiek is vooral het borstbccld ziclitbnar vt.n
door llRiKxMi van dtze plaat gpgcve.i, had aaii Klin-iiart ilof gcgc
lirint \ftn II. Bbinxma Jz. , of d^ Schooljiedmi i,, df» bak" , cq tot
it hnufi. Dcbcrijmdc verklariug,
e achter «ü" «'ukjo, - op d« vuilc spot-
:e - kecrdiciilen op de Sclioolmoeslwljke spotpreiit." In
0 blftdiijden, met het opscbrift: Vwr Pbtri-s Hofstede. De gepia:
bccldscl, onigcvci; van oranjcloof- en appclcn , en daartegcnovcr dit bijsclirift;
Dit '> llofttedc, opsfv:itst tea dh«tl mn Hoofich bfwiiid,
De lUeklrompel ran 't Vulk, Oraujts traelelkind,
Dt Primlyke Adracaat, die, tloul en uiiezweeken,
Voor 't EuiNr.NTE Hoofd met mo«d en pen blijß ^reeken,
De traesbafk toOT de Kerk, de hooge School — den Slaet,
Ee,i grgze Pairiot in '/ eleymd ioorijeicaed.
(•) Cit dc omstamügbcid, dat bei gedieht te Kottcrdam «ilk^^am en uit sommige uildrukkingen, voorkoniende in de werkjc5,
bij dc voorgaande noot besproken, zou men vernioeden, dot HüI'STübe de raaker was van het gedieht, aUlians er voor gc
boudcn werd. Doarcntegen zou men, op de ziuspreuk allccn afgaande, het aan Lb Franc<i van Berkhby mocten toeschrijvcn,
die 0. a- iün IreedeUeeeude Mevs'^ele en turgerzang, der manhe/te KriJ/jtraad in Schvtlerne raw M loffelyk •>GTaa»haae
(17 Mei 1785) 1uegezor,sen (23 biz.). evenzeer met idmn tcekende. Cebkhev was echter tc goed met de regelen der
dichtkunst Ickend. om veracn te scbrijven als die in de HarUtael voorkomen.
(=) In cen gedrukte vcrklariug van penning n°. 02G, uordt J. Everts - Mednilleur en Graveur der (iroaflijkhoids muiite
van Holland tc Dordrecht", geiioemd.
TliHUBKNJ) lIJiJiFT WILlim BE KONING HEZ]-: nULDJi AAN ZUN HEM INNIG
VEIiKNOCJlTEN AMBTGENOOT GEBUACIIT.
het omschrift der roorzijde:
P U E D T K x V N T T E 11Q O G K AUS 1>E L 17-1-1.- TE ME D E N E L I K 1 7-lO- I N UE N
B R I E L 1 7 5 5 - TE IIAAIILEM 175Ö- I N 'S I I A A G E 1 7 59.
Tevens mcl den penning kv^am het Tolgende bijschrift i n ' t licht:
Welspreekcnlieid , gepaard aau wclbeproefd verstand ,
Vondt elk in Castekdyk., Gods trouwe kruisgezant;
Oprechte Chri.stendeugd was, uit 'smans achlbaar weezen,
En zuivre broedervrede, i n ' t schrander oog, le leezen;
Naar 't ligchaam, afgesloofd Tan' t gee.stlijk priesterwerk;
Verdween dat flonkerüchl, tot smart der Haagfche kerk.
De ODSloflelijke ziel , die op lieur' Goel staarde,
Vloog juichend been en liet het sloflijk decl aan de aarde.
IIOOOSTRATBS.
1785.
Robertus Ca.stehdyk was te Dordrecht uit beschaafde en godvruchtige ouders geboren; na aldaar
de Latijnsche Scholen le hebben doorloopen, zelte hij zijn studiön te Leyden, vooral onder
den Hooglecraar .Touawhes vah des Hosert , Toort , en werd op den Januarij 1744 in do
Classis van Leyden en Neder-Rhijnland door Joii. dew Bahdt , leeraar te Voorschoten, geexamincerd.
Keeds den 4<le" October van dal jaar als Predikanl le Iloogcarspel beroepen, werd
hij nogmaals, den lOd«» November, nu percmtoir, geexamineerd in de Cla.ssis van Enkhuizen,
door Ds, Boudewijs Fabricius , toen Predikanl te Medemblik, en met Job. XII: 26 hevesligd.
Hij deed wjn intrede mel Zacb. VI : 15 en nam den 16'len November 1749 zijn afscheid, met
Phil. I : 27; immers hij wa.s den ISaen October te voren betoepeu te Medemblik, waar hij den
23st-ii November bevestigd werd door zijn ambtgenool Hebricus tE Roy, met Epb. IV : 11—12.
Zijn intreöpreiik bad tol tekst P.salm LI : 17. Naar den Uriel herocpen den 9J®" December 1754,
nam hij van de gemeente le Medemblik afscheid den 20sii-" April 1755, met Lucas IV: 42'', 43,
e n werd den llJen Jlei in den Briel bevestigd door zijn amblgenoot .Ion. Mess , met Zach. IV :
2—5 en 11—14. Zijn intrede had tol lekst Jes. XXV : 2 0 - 2 1 ; zijn afscheid — op den 21»''="
November 1756 — Hand. XXIV: 11. Te Haarlem, -jvaar men hem den October 1750
beroepen had , werd hij den December hevesligd door zijn ambtgenool Bersh. van Coever-
DE-r, mel Openh. HI : 1, Zijn intrede was mel Psalm XXVI : G - 8 : zijn afscheid op den
Mci 1759, met Hand. XVIII : 20—21. Te 'sGravenhage den 2'!'^'' Maarl beroepen, werd liij cr
den IS«!«" Mei bevestigd door Gisb. Bohset, mel Spreuk. XIV : 35. Den Mei deed hij