
 
        
         
		72.  rijk.bevruchte  Leskia,  met  de  steng kruipende,  verdeeld, 
   de takken eenvoudig,  bijeengedrongen nedergebogen,  
 de  bladen overeenliggende,  bijkaps  eenzijdig,  cirond-lancet-  
 vormig,  met  vaste  nerf;  de  zaaddoos  opgerigjt rolrond ,  het  
 deksel kegelvormig.  Bridel. 
 De takken zijn bijeengedrongen draad vormig,  slanker dan  
 in  de  vorige  soort.  De bladen holrond,  digt-overeenliggen-  
 de,  nagenoeg  e'e'nzijdig,  van  eene  donkergroene  nerf voorzien. 
   Het huikje witachtig,  met bruinen top. 
 PI.  Aan  boomstammen  bij Nijmegen.  B!  Met vruchten zeer  
 algemeen gevonden te Heikop bij Vianen aan den  voet van  
 boomstammen.  vH. 
 73.  veelblpemige  Leskia,  met  de  steng  kruipende en gevind, 
   de bladen  opgerigt-opepstaande genoegzaam e'e'nzijdig,  
 eirond,  met  eene lange  en fijne spits,  holrond,  ongeplooid,  
 aan  den voet flaauw-tweenervig,  gaafrandig;  de zaaddoos op-  
 gerigt,  gelijk,  het  deksel kegel vormig.  Maetitjs. 
 De bladen  zijn blij  groen van kleur.  Het huikje witachtig,  
 met  roodachtigen top. 
 PI.  Iplandsch  volgens  Boerhaave bij vG.  Bij Nijmegen.  B!  
 Aan  de boomen in  den Haarlemmerhout.  R. 
 7 4 - fijne  Leskia ,  met  de  steng  kruipende  en getakt,  de  
 takjes  bijeengedrongen  eenvoudig,  draadvormig,  nagenoeg  
 regtstandig,  de bladen los en verwijderd,  lijn-lancetvormig,  
 ongenerfd;  de  zaaddoos  iets  hellende,  rolrond,  het deksel  
 spits-kegelvormig.  Bridel. 
 PI.  Op Muiderberg.  R. 
 X V I .   Laddermos.  De zijdelingsche zaaddoos langwerpig,  
 opgerigt.  De  binnenmond  dubbeld:  de  buitenste  
 ,  met  16 lanpet-elsvormige tanden;  de binnenste met  
 32  lijn-elsvprmige regte,  bij  paren elkander naderen