
PI. Algemeen in bosschen, in zandige weilanden en z., op
welke laatste zij' dikwijls niet uit te roeijen is en veel nadeel
doet (**).
5o. stervormend, Dekmos , met de steng regtstandig of ne-
derliggende, uitgespreid; de, bladen openstaande-uiteenwijkende
, uit eene zeer onduidelijk-tweenervige hartvormige
voet lang-elsvormig; de zaaddoos bijkans rolrond, regtstan-
dig-hellende, het deksel kegelvormig. Makt.
P y > p vochtige heidelanden bij Ootmarsum in Overijssel.
YI. Glanzende Dekmossen.
(De stengen getakt, eenigzins gevind, de takken naar den
top toe versmald; de bladen overeenliggend, glanzende.)
t 5i. haardragend Dekmos, met de steng nederliggende ,
eenigzins gevind; de bladen opgerigt-apenstaande, eirond-
achtig-langgespitst, met eene haarvormige spits; naar voren
fijngézaagd, halfgenerfd, holrond; de vruchtsteel ruw, de
zaaddoos eirond hellende, het deksël gësnaveld. Mart.
Zij verschilt van het kruikdragend Dekmos / door de meer
gevinde steng, dunnere takken, haardragende bladën enz.
De bladen zijn met zeer fijne lijnvormige ruitjes voorzien,
naar achteren bijkans gaafrandig , naar voren fijngézaagd (!)
en niet gaafrandig, zoo als Beudel opgeeft. ;
PI. Op drooge gronden te Haren bij Groningen D. Mq. (zonder
vrucht gevonden.)
———_ 52.
( ) Zij draagt zelden vrucht. Evenwel heb ik haar op de wallen
Groningen m Febrüarij en Maart met rijpe zaaddoosjes gevon-
' e. lloogl- REnrwAHDT heeft deze soort vroeger meer dan eens
met vrucht aangetroffen. vH.