
i . De vruchtsteelen bijeengeplaatst — 99 linthladige
Knikvrucht. ,
B. De onvruchtbare tanden opgerigt.
*. De zaaddoozen nagenoeg opgerigt, zeer zeldzaam.
De knoppen gesteeld, kopvormig, zeer algemeen
— 87 rondkoppige Knikvrucht.
(8. De zaaddoos meer of minder hangende.
1. Do bladen gerand *—• g<j bogtiggesteelde Knikvrucht.
2. De bladen niet gerand.
eta. De zaaddoos langwerpig-peervormig —
90 hedriegelijke Knikvrucht.
(S0. De zaaddoos rolrond of langwerpig.
a. De bladen eirond-lancetvormig, de
bovenste lijnvormig. 'De vruchtsteel
bogtig aan den top — 92 heldergroene
Knikvrucht.
I. De bladen lancetvormig. De vruchtsteel
naauwelijks bogtig aan den top -—
101 hangende Knikvrucht.
Onderverdeeling I. De mannelijke bloemen of bever dé knoppen
kopvormig. (Bryum H e d w .)
87. rondkoppige Knikvrucht, met de stengen eenigzins
verdeeld, de bladen lancet-lijnvormig, opgerigt; de zaad-
doozen rolrond, nagenoeg regtstandig,'het deksel met eeh
stomp en eenigzins gekromd puntje. Swartz.
De stengen zijn nagenoeg regtstandig , de bladen aan den
top fijngezaagd , uitgedroogd zijnde eenigzins kroes. De
knoppen zijn kopvormig, gesteeld en zeer algemeen; de zaad-
doozen hiér te lande hoogst zeldzaam.
PI. In de- duinen en in den Hout bij Haarlem. Meebburgh
bij G. Te Naarden, Soestdijk en op vele plaatsen in Gel-
, derland. R! Aan den krommen Rijn bij »Utrecht; zeer algemeen
op* beschaduwde zandgronden te Zuidlaren in
Drenthe ; ook te Haren en Harendermolen bij Groningen.
vH. Te Noorddoringen in Overijssel. Mq. Op afgehouwen
eikenstammen bij Zwolle. D.
88. zilverhladige Knikvrucht, .met de steng opgerigt,
een weinig getakt, de bladen eirond', holrond, gaafrandig ,
de nerf over het midden verdwijnende; dé zaaddoos lang-
werpig knikkende, het deksel kort, kegelvormig en stomp.
De toppen der bladen zijn zilverwit, hetgene dit Mos een
ei