
 
        
         
		129 Polytrichum. 
 i i  6.  alpisch  V rouw en ha a r ,  met  de  steng  eenigzins  getakt  
 ,  de  bladen  lint-lancetvormig,  gaafrandig,  eenigzins  
 ruw  op  de  kiel,  met  den  rand  vliezig binnenwaarts geplooid,  
 de blaadjes van  den moskelk  vliezig-borstelvormig 5  de  zaaddoos  
 regtstandig  ,  buikachtig-vierkantig ,  met  een rondachtig  
 duidelijk  aanzetsel,  het  deksel  gesnaveld.  Bridee. 
 V irsch .  fi.  a a n v e rw a n t,  met  de  blaadjes  van  den moskelk  
 breeder-  en  wit-vliezig,  langer- borstelvormig ,  de  steng  
 verhevener  en  slanker.  Bridel. 
 PI.  In  vochtigen  veenachtigen heidegrond op het  w itte   veen  
 te Haren bij Groningen. vH. 
 II.  De bladen gezaagd. 
 117.  slank  Vrouiocnhaar,  met  de  steng  opgerigt  en b ijkans  
 onverdeeld,  de  bladen  lijh-elsvormig,  met  breeden  
 vliezigen  doorschijnenden  eenigzins  fijngezaagden r a n d ;  de  
 zaaddoos  eirond schuinsch ,  eenigzins  kantig ,  met  een klein  
 aanzetsel,  het  deksel  bolrond  of  kegel vormig  en fijngesna-  
 veld.  Bridel. 
 De tanden zijn 32-48 ,  maar meest 36 in  getal. 
 PI.  Op de maatgraven tusschen Zwolle  en Dalfsen.  D. 
 1 i8 .  bevallig  V ro u w en h a a r ,  met  de  steng  genoegzaam  
 onverdeeld ,  de  bladen  digt bijeengeplaatst gestrekt lijn-els-  
 vormig  ,  met  den  rand  gezaagd;  de-zaaddoos  bijkans  vierkantig  
 met  een  onduidelijk aangegroeid aanzetsel,  het deksel  
 fijngesnaveld.  Bridel. 
 Het  geelachtig-groene  deksel  is  uit  eenen bolronden  sa-  
 fraankleurigen voet schuins  gesnaveld.  De tanden 64 in getal.