
 
        
         
		PI.  Tusschen  Eemze  en  de kleine Haar in Overijssel.  Eiir-  
 hart bij  vG.  Bij  Harderwijk.  Vah  Geuns !  (herb.)  In  de  
 veenen  hij  Waverveen;  bij  Leuvenum.  R|  Bij  Nijmegen.  
 B!  Op  Beekhuizen  bij  Arnhem.  vH.  Op vochtige plaat-  
 seï*1 M l  Gr°ninSen' Mq'  ea D-  BiJ  Ootmarsum in Ovcrijs- 
 X X .  Draaisteèl.  De  zaaddoos  eindelingsch  en peervor-  
 mig;  de binnenmond dubbeld;  de buitenste  bcstaan-  
 (  de  uit  16  schuins  gedraaide  én aan  den  top zamen-  
 gegroeide  tanden,  de  binnenste uit  16  vlakke,  vliezige  
 wimpers.  Het huikje is  groot,  buikig  en  vierkantig  
 aan  den  voet,  met  elsvormigen  top.  DG.  •* 
 De knoppèn zijn  eindelingsch  en schijfvormig,  
 ob.  hygrometrische  Draaisteèl,  met  de  bladen  eirond-  
 kort-gespitst,  met in  den  top  uitloopenden  nerf,  gaafrandi"'  
 de  vruchtsteel  gekromd,  de  zaaddoos  schuins-gesleufd,  het  
 deksel bolrondachlig ,  met eene zeer stompe punt in bet midden. 
   Martius. 
 De jonge plant is bleek van kleur  en heeft eenige gelijkenis  
 met het Dompermos  De  steng is  zoo  kort,  dat dezelve bijna  
 geheel schijnt te  ontbreken.  De bladen zijn  holrond",  gaafran-  
 dig.  De  vruchtsteel is,  jongzijnde gekromd,  volwassen  zijn-  
 e regtstandig,  gedraaid  en  door  vochtigheid in bogfen buig-  
 baar.  De  rijpe  zaaddoos  is  roestachtig-oranjekleurig.  Het  
 huikje wit,  vH.  ” 
 PI.  Op  vochtige  gronden  
 land (**). 
 zeer  algemeen  door  het  gansche 
 X X I .  Knikvrucht.  De  zaaddoos  langwerpig  of eirond  
 De  binnenmond  dubbeld :  de  buitenste  bestaande  
 uit 16 spitse tanden;  de binnenste vliezig,  geplooid-  
 gekield,  met  slippigep rand,  de  slippen met Wimpers  
 afwisselende.  Swartz. 
 De 
 (**)  Ik  heb  deze  zeer  gewone  soort  met vrucht gevonden niet  
 al een  i„  het  voorjaar en  den  zomer,  maar  ook op het einde " 2   
 October en gedurende de maand November.  vH