
 
        
         
		PI.  Op vochtige,  veenachtige heidegronden,  aan  de kanten  
 van  slooten,  enz.  aan  de  Bild bij  Utrecht;  te Boxtel bij  
 ’s Hertogenbosch;  Haren  bij Groningen,  enz.  vH.  Bij Ha-  
 rendermolen. Mq.  en D.  Bij Assen.  D.  Te Ootmarsum en  
 andere plaatsen in  Overijssel vrij algemeen. Mq'. 
 tjat»  platte Jungermannia,  met  de  steng kruipende,  ver-  
 spreid-getakt,  de  bladen vlak,  overeenliggende,  horizontaal,  
 gaafrandig,  tweelobbig,  de  bovenste  lob genoegzaam schijf-  
 rónd,  de  onderste  (of  het zoogenaamde  oortje) aangedrukt,  
 driemaal  kleiner  en nagenoeg driehoekig van gedaante. Marti  
 us. 
 De kelk is  eindelingsch ofzijdelingsch.  De vruchtsteel kort. 
 PI.  Op  verschillende boomstammen,  vooral op beukenboo-  
 men,  zeer algemeen  door het gansche land. 
 176.  verbreede  3 ungermannia,  met  de  steng  kruipende'  
 en gevind,  de bladen  overhoeksch,  gaafrandig,  rondachtig,  
 overeenliggende,  de  oortjes  genoegzaam ongesteeld,  nagenoeg  
 kogelrond,  aan den voet gaafrandig,  de  steunblaadjes eirond  
 en tweespletig,  die van den kelk vierspletig. 
 PI.  Zeer  algemeen door het gansche land,  op  verschillende  
 boomstammen;  ook  op  den grond,  vermengd met andere  
 Jungermannia’s ,  b.  v. met Jungermannia ciliaris,  enz. 
 177.  zwartachtige Jungermannia ,  met  de steng kruipende  
 ,  bijkans gevind ,  de bladen digt-overeenliggende  glanzende  
 ,  rondachtig ,  gaafrandig ,  de  oortjes  gesteeld en  niervormig  
 ,  de  steunblaadjes  eirond  en uitgerand;  de kelk einde-  
 bngsch ,  de  kelkbladen gezaagd. 
 PI.  Zeer  algemeen  op  de boomstammen ,  vooral van beuken  
 en eiken. 
 We