
 
        
         
		,131  Polytr.  Buxhaumia. 
 PI.  Op  onze  heidegronden  en  in boschachtige zandgronden  
 zeer algemeen. 
 i i g .   groot  Vrouwenhaar,  met  de  steng onverdeeld,  de  
 bladen  lijn-lancetvormig  en  even  als  de  van  boven  borstelvormige  
 blaadjes  van  den moskelk  alle  fijngezaagd;  de  zaaddoos  
 langwerpig-vierkantig,  bet  deksel piramidaal.  Bridel. 
 Deze soort is  gewoonlijk grooter dan de  vorige.  De blaadjes  
 van  den moskelk zijn zeer groot met eenen vliezigen witten  
 voet scheedevormeude.  Het  deksel is ,  uit  eenen  vlakken  
 voet,  piramidaal,  bleek,  met  eene  purperroode  cirkelvor-  
 mige lijn om den voet.  De tanden 64 in  getal. 
 PI.  Op  gelijke  plaatsen,  als  de voorgaande;  doch niet zoo  
 algemeen.  Zij  komt,  onder  anderen ,  te  Zeijst en Driebergen  
 bij  Utrecht  zeer  groot  en schoon voor.  vH.  Zoo  
 ook bij Zwolle  enz. D. 
 J t J f V i.  Buxbaumia.  De  zaaddoos  eindelingscb>,  eirond,  
 schuinsch  ,  aan  de  ee'ne  zijde buikig.  De binnenmond  
 dubbeld :  de  buitenste  bestaande  uit  16  a fgeknotte  
 tanden ,  de binnenste  vliezig,  .uitgerèkt-  
 kegel vormig ,  geplooid,  aan  den  top *eeninzins-i  
 afgeknot.  DG. 
 De  knoppen  scbijfvormig  en  eindelingsch.  
 Mart. 
 120.  bladlooze  Buxlaumia,  met  de  steng  zeer  kort  en  
 bolvormig ,  de  bladen naar Conforven gelijkende  en ras  verdwijnende  
 ;  de  vrucbtsteel  zeer ruw,  de zaaddoos  schuinsch  
 naakt,  vlak-bolrond ,  van  boven  vlak  door eenen  uitspringenden  
 boord  omschreven,  het  deksel  stomp-kegelvormk  
 Bridel.  b ' 
 Pl.  In het Puttensche bosch  op de Veluwe.  vG.  In het EIs-  
 peeter  bosch.  R.  Bij Nijmegen.  B !  Aan de westzijde van  
 den Twijzelenberg bij Hattem.  D.