
 
        
         
		28.  achtrijige  TVolfsklaauw,  met  de  steng  opgerigt  en  
 gegaffeld,  de  takken  even  hoog,  dé  bladen  in 8 rijen  over  
 elkander liggende,  lijn-lancetvormig,  gespitst,  stijfachtig en  
 eenigzins openstaande.  Spr. 
 PI.  Op  verscheidene  plaatsen  op  heidevelden  in de wouden  
 van Friesland.  M. 
 29.  moerassige TVolfsklaauw,  met de steng krüipende  en  
 eenigzins takkig, de  takken opgerigt en  eenvoudig,  de aar be-  
 bladerd (met groote schutblaadjes);  de bladen verspreid/,  lijnvormig, 
   spits,  gaaffandig en  een weinig omgekromd.  Spr. 
 De  korte  stengen  ztjn kruipende  en zeer vast aan de aarde  
 gehegt. 
 PI.  Op het Ermellerveld buiten Harderwijk. G.  Bij Bergum,  
 Dragten,  enz.  in  Friesland.  M.  Bij  Nijmegen.  B!  Te  
 Montferland  bij  ^sHeerenberg.  de  Haan!  Te  Valkens-  
 waard  bij Eindhoven;  Nieuw  Stadskanaal,  Harén  en Ha-  
 render-Molen in de próv.  Groningen;  de  Bild bij  Utrecht.  
 vH.  Vrij  algemeen  op  de heiden van Overijssel en Drenthe. 
   Mq.  en D. 
 RangV.  BLADMOSSEN. 
 De  deelen der vruchtmaking zaaddoosvormig;  de zaaddoo-  
 zen  eindelingsch  of zijdelingsch,  gesteeld of ongesteeld,  met  
 een huikje  en  een deksel bedekt,  e'e'nhokkig,  veelzadig, met  
 de  zaadjes  in het midden der zaaddoos aan een pilaartje vastgehecht; 
   het huikje  en het deksel vallen meest bij  de rijpwording  
 af.  —  Het zijn celachtige plantjes ,  met onverdeelde  of  
 getakte  bladrijke stengen;  de bladen zijn gaaf en ongesteeld,  
 veelal met eene overlangsche iqiddelnerf voorzien. 
 Aanm.  Deze  plantjes  schijnen  zich  op  tweederlei  wijze  
 voort te planten,  namelijk en door  de zaadjes in  de  zaaddoo-  
 zen besloten en door knoppen uit de oksels der bladen voortspruitende, 
  welke Hedwig voor mannelijke bloemen hield. 
 De vruchtsteel',  of sela, schijnt een doorloopend geheel met  
 de  zaaddoos  uit  te  maken en hierdoor aanmerkelijk van  den  
 bloemsteel der Zigtbaarbloeijende planten te verschillen.  Van  
 dezen  régel  maakt  echter  de  afdeeling  der Sphagneae eene  
 uitzondering. 
 De zaaddoos  schijnt uit 3  vliezen te  zijn zamengesteld,  van 
 wel