
 
        
         
		a.  De bladen éennervig — 64 moerassig Dekmos. 
 b.  —  -----   aan  den voet bijna tweenervig,  eirond 
 lancetyormig,  met  èene elsvormigé spits  
 —  63 cypresvormig Dekmos. 
 ;,  o.  De  bladen  ongenerfd,  langwerpig,  spits  —  
 67  donkerbruin Dekmos.  ' 
 B.  De bladen nagenoeg e'e'nzijdig, .doch niet zeisvormig.  
 *.  De steng bijkans gevind —- 66 drijvend Dehmos.  
 ~”  "  met  verspreide  takjes  —  Qè riemvormig  
 Dekmos. 
 I.  Tweerijige  Dekmossen(**). 
 (De bladen tweerijig, los geplaatst;  de stengen eenyoudig  
 of takkig.) 
 30.  losch Dekmos,  met de steng opgaande,  eenigzins getakt; 
   de  bladen  wijdstaande  zeer eenvoudig-tweerijig,  lancetvormig  
 ;  de  vruchtsteel zijdelmgsch;  de zaaddoos  rolrond r 
 ,ongehjk,  nederbuigende,  het  deksel kegelvormig en gespitst.  
 Mart.  r 
 De bladen gaafrandig. 
 Pl.  Bij Laren.  R!  Op beschaduwden grond bij  de Bild nabij  
 Utrecht ;  te Haren en Paterwolde bij  Groningen.  vH.  Te  
 Harendermolen. D. Mq. 
 31.  fijngetand Dekmos,  met de  steng opgaande eenigzins  
 getakt;  de bladen vierrijig,  de zijdelingsche openstaande-uit-  
 gespreid,  de  voorste  en  achterste  opgerigt,  aangedrukt;  de  
 vruchtsteel  uit  den‘voet  of  de.zijde der steng;  de  zaaddoos  
 rolrond,  ongelijk, nederbuigende. Mart. 
 De  bladen  eirond-lancetvormig,  gaafrandig  (ook  in  de  
 exemplaren  van  het  Moostaschenhuch  van  Funck!).  Het  
 deksel kegelvormig en spits.  vH. 
 Versch.  «.  
 zaaddoos 
 met  den  vruchtsteel  uit  den  voet  der steng;  de  
 nagenoeg regtstandig. 
 yirsch. 
 (  )  De  orde ,  waarin de thans volgende soorten voorkomen  is  
 me ,  waarin  de natuurlijke overeenkomst derzelve ,  zoo veel in ons  
 vermogen  was,  heeft  kunnen  bewaard  blijven.  Van daar die in-  
 nfpTaf  ingewikkelde Dekmossen,  enz.,  waarvan wij 
 met dan gebrekkige kenteekenen hebben kunnen opgeven.