
 
        
         
		163 Grimmia. 
 X X X I I  1,  Grimmia  (Hedw.)  De  zaaddoos  bijkans  eirond. 
   De binnenmond enkelvoudig, bestaande  
 uit  16  piramidale  even  ver van elkander verwijderde  
 tanden,  welke  omgeslagen  kunnen  
 worden.  Martius. 
 De  knopdragende  planten  zijn  onvruchtbaar. 
   De  knoppen  in  de  oksels  geplaatst of  
 :  emdelingsch kop vormende. 
 i 4 8 .  weggedokene Grimmia, met  de steng getakt,  de bladen  
 openstaande, eirond-lancetvormig,  de bovenste haardragende;  
 de  zaaddoos  in  den  kelk  besloten  ,  eirond  ,  het  deksel  
 schuins-gesnaveld.  Martius. 
 De  bladen  zijn  gekield;  die van den moskelk wit en fijn-  
 gepunt.  De zaaddoos  eenigzins gestreept. 
 Overal  op  muren  en oude boomen in Friesland  M. G,  
 Bij Nijmegen. B ! 
 i 49-  klissen vormende Grimmia, met de steng getakt en als  
 een kussen vormende,  de bladen  openstaande,  lancetvormig,  
 haardragende;  de  vruchtsteel bogtig,  de zaaddoos  ovaal,  het  
 deksel bolrond, met eenregt snaveltje.  Martius. 
 De  bovenste  bladen  zijn  overeenïiggende  en gekield,  met  
 den nerf in  een lang grijswit haar uitloopende.  —  De vruchtsteel  
 eerst opgerigt,  bij  de rijpheid der zaaddoos naar beneden  
 gekromd,  na hare zaadstrooijing zich wederom oprigtende. 
 Pl.  Op  oude  daken, . op muren en steenen,  zeer  aleemeen  
 door het gansche land. 
 Aanm.  De  Plantkundigen  zijn  zeer met elkander in verschil  
 nopens  de plaatsing der hussenvormende Grimmia in de  
 algemeene  Rangschikking  der  planten;  ons  heeft het echter  
 het  best  toegeschenen,  om  deze  soort  in  hetzelfde  geslacht  
 met  de  weggedokene  Grimmia  te  vereenigen ,  wegens- de  
 groote  overeenkomst  in  den  bouw  der  beide  soorten  en  
 vooral ook wegens de gelijkvormigheid van beiden ten aanzien  
 der boven beschrevene kenmerken van het geslacht Grimmia. 
 ” *  BriI