PRAEFATIO.
D i u jam de Patriae nostrae, quoad plantas Cryptóga-
micas , Flora continuanda cogitaveram et plures hanc
difficilem q uidem, sed amoenissimam , Florae partem
spectantes observationes collegeram, quando duo A -
cademiae nostrae Cives, juvepes ornatissimi f . a . W.
MIQUEL et M. DASSEN, aliquam a me quaérebant
opportunitatem sese magis magisque in re Botanica
exe rcendi, sive ed ito , meis sub auspiciis , specimine
Academico , sive alio quocumque modo. Ratus, nihil
fere magis Botanices cu lto ri, juveni in p rim is, p ro -
desse , quam sedulam Naturae contemplationem, in
patrio inprimis solo , ut mature observandi artem ad -
discant, utque angustis limitibus circumscriptae regionis
cognitio accurata demum ad generaliores uberioresque
observationes eorum animum adducat-, ipsis auctor fu i,
u t plantas indigenas inprimis, naturales eas, nee culturâ
mutatas, studerent e t, si quoddam beneimpensitemporis
specimen edere vellent, Patriae nostrae Floram , a
me inchoatam, ulterius continuarent, quod opus utilissi—
mum a rb itra b a r, quaque in re ipsis om n e, quod in
me esset, et berbarii et vai'iarum adnotationum auxili-
um , pollicebar.
VOORREDE.
D e e d s lang was ik op het vervolgen onzer Vaderland-
sche Flora voor de Bedekt-bloeijende Gewassen bedacht
en had reeds vele waarnemingen over dit moeijelijk,
doch allerfraaist gedeelte der Flora verzameld, toen
twee Studenten onzer Hoogeschool, de Heeren F. A. W.
MIQUEL en M. dassen , mij hun verlangen te kennen
gaven, naar eene geschikte gelegenheid ter hu n n er
verdere oefening in de kennis der Planten , hetzij door
h e t onder mijn toezigt uitgeven eener Akademische
Verhandeling, hetzij op eenigerhandeandere wijze. Bij
ondervinding wetende , dat weinige werkzaamheden,
inzonderheid voor den jeugdigen beoefenaar der W e tenschap
, nuttiger z ijn , dan het vlijtig onderzoek d er
Natuur zelve, vooral op den Vaderlandschen g ro n d ,
ten einde zich vroeg den echten waarnemingsgeest eigen
te maken en door de naauwkeurige kennis eener
engbegrensde landstreek tot meer algemeene en vruchtbaarder
kundigheden opgeleid te worden , heb ik hun
den raad gegeven, om zich bijzonder op de inlandsche,
wilde en door.geene kweeking verbasterde planten toe
te leggen ,1 én , wanneer zij eenige proeve van welbe-
steden tijd in het licht Wilden geven , dit te doen door
de mij uitgegevene Flora onzes Vaderlands te vervolgen,
welke bezigheid ik als allezins nuttig beschouwde en
waarbij ik hun alle hulp , en door mijn herbarium en
door mijne verschillende aanteekeriingen h ie rom tre n t,
van mijne zijde gaarne wilde beloven.