
 
        
         
		eigenaardig  uitzigt  geeft.  —  Hetzelve  vormt  dan  eens zeer  
 digte  en  als  kusseuvormende  zoden,  gelijk  dit vooral in  de  
 jonge  niet  vruchtdragende  planten  wordt  opgemerkt,  dan  
 weder  losser  zoden ,  hetgene  hij  de  vruchtdragende  plant  
 doorgaans  geschiedt. 
 PI.  Op  de  aarde,  oud  hout,  op  de  daken  enz.,  algemeen  
 door  het gansche  land. 
 Het  is  eene  der  eerste planten,  welke,  in  tuinen  enz. ,  
 den kalen vockligen grond heginnen te bedekken. 
 89.   rolronde  Knikvrucht,  met  de  steng  opgerigt,  de  
 takken  rolrond,  de  bladen  digl-overeenliggende,  eirond,  
 met  een regt  en zeer kort puntje,  groen  van  kleur;  de  zaaddoos  
 hangende  rolrond,  met  een  kort,  mam vormig  deksel.  
 Bridel. 
 Zij  verschilt van  de zilverbladige Knikvrucht niet  anders ,  
 als  door  eene  meer  verhevene  en  slankere  houding  en  door  
 de  groene  kleur,  zoodat  beider  soortelijk  verschil naauwe-  
 lijks  groot  genoeg  kan  genoemd  worden,  volgens  B ridel 
 t.  a.  pl. 
 PI.  In  eenige  hoven  op  de  steenen. G.  Op kiezelaardige 
 gronden bij Rotterdam.  dG. 
 ' 41 
 90.  bedriegelijke  Knikvrucht,  met  de  steng  opgerigt,  '  
 vruchtdragende  zeer  kort,  de  bladen  lancetvormig-gespitst,  
 aan  den  top . eenigzins  fijngezaagd;  de  zaaddoos  hangende,  
 langwerpig-peervorroig,  met. mam vormig  deksel.  Bridel. 
 De  bladen  zijn  gespitst,  aan  den  top  fijngezaagd.  De  
 vruchtsteel  eindelingsch,  alleenstaande,  donker-safraan-  
 kleurig.  Het  deksel  bolrond,  met  eene  spitse  tepel op het  
 midden.  —  De  mannelijke  (?)  en  de  onvruchtbare  stengen  
 brengen  in  de  oksels  der,bladen  bolletjes  voort,  waarom  
 Roth  deze  soort tot een afzonderlijk geslacht,  Trentepohlia,  
 gebragt heeft.  r   ,