y. De bladen verwijderd, schijfrond, gaafrandig,
eenigzins gerand. (Een zeer klein plantje.) —
i 83 naakte Jungermannia.
i. De bladen elkander naderende, schijfrond,
‘duidelijk gerand. —fc 182 gerande Jungermannia.
b. De bladen getand, de grootste van alle onze soorten
van dit geslacht. — 180 varenvormige Jungermannia.
•e. De bladen meer of min verdeeld, meestal 2-lob-
big.
aa. De bladen gaafrandig.
i . De bladen tweespletig, met halvemaans-
vormigen inham, de slippen spits en toebuigende.
— IQ2 toebuigende Jungermannia.
a. De bladen tweespletig, met den inham
en de slippen stompachtig. — iq 3 haar-
f jn e Jungermannia.
3 . De bladen tweespletig, met den inham
spijts , de slippen zeer spits. — 190 fijn -
gcpunte Jungermannia.
4 - De bladen omgekeerd-hartvormig, digt-
overeenliggende. — 187 uitgerande Jungermannia.
5 . De bladen stomp-uitgerand of drietandig,
eenigzins van elkander verwijderd. — iq i
gezwollene Jungermannia.
bb. De bladen eenigzins fijngetand of gezaagd.
tt. De lobben der bladen nagenoeg gelijk. —
17 1 ruggelingsche Jungermannia.
fi. De lobben der bladen ongelijk.
r. De bladen generfd , rondachtig bijkans
gaafrandig. — 172 gegolfde Jungermannia.
2. De bladen generfd, langwerpig, aan
den top gezaagd. — 170 witachtige
J ungermannia.
3 . De bladen generfd , langwerpig , sabelvormig,
stomp, verwijderd-fijngetand.
— 174 stompbladige Jungermannia.
4- De bladen ongenerfd, gewimperd-ge-
tand. — 173 boschminnende Jungermannia.
cc. De onderste lob der bladen aan den top gaaf