
 
        
         
		X I I I .   Wousklaauw.  De  zaaddoosjes  zijn,  of gelijk.—  
 vormig:  1 -hokkig',  2-kleppig,  vol van ruigachtige  
 korreltjes,  of vaniweederlei  vorm:  3-4-kleppig,  
 met weinige groote bolletjes.  Spr. 
 Het  zijn  plantjes  door  hun  droog  aanzien  en  
 door  hunne  talrijke over elkander liggende,  of in  
 rijen  geplaatste  blaadjes,  gemakkelijk  te  erkennen. 
   —  In onze inlandsche  soorten,  welke alle tot  
 de  sectie Eulycopodium van DC.  en Duby belmoren  
 ,  zijn  alle  zaaddoosjes  gelijkvormig  en twee-  
 kïeppig. 
 23.  Alpische  TVolfsklaauw,  met  de  steng opgerigt,  gegaffeld  
 en  in  bundels  vereenigd,  de  blaadjes zj-rijig  aangedrukt  
 ,  langwerpig,  spits  en  bolrond,  de  aren alleenstaande  
 en rolrond.  Spr. 
 Heksenkrans in Zutphen genoemd.  G. 
 PI.  Op  Kappenbulte  tusscben  Zelhem  en  Halm in ’tGraaf-  
 schap  Zutphen,  op  heide  te Deelen,  en omtrent Lo-  
 venich  op  de Veluwe.  G. (*) 
 26.  platte  TVolfsklaauw,  met  dë  steng opgerigt,  de  takken  
 overhoeksch  en  gegaffeld,  de bladen in twee  rijen,  za-  
 mengegroeid,  aan  den top  openstaande,  de  steunblaadjes alleenstaande  
 en  aangedrukt,  de  bloemsteelen 4-deelig  en met  
 4 rolronde aren,  met gespitste  en omgeslagen schubben.  Spr. 
 PI-  Op  den  Langerberg bij  Lochem.  Reinwardt.  Te Beek  
 bij  Nijmegen.  B! 
 27.  gewone  TVolfsklaauw,  met  de  steng kruipende',  de  
 takken  opgaande,  de  bladen  verspreid,  lijnvormig,  ong'e-  
 nerfd,  met  een  borsteltje  aan  den  top,  de  aren  gepaard en  
 rolrond, met eironde, gespitste,  alsuitgebeten-getande schubben  
 voorzien.  Spr. 
 IVolfsklaauw. G.  TVolfsklaauwen, Groote Eerdr-mos. M.  
 PI.  Algemeen  op onze heidevelden. 
 28. 
 (*)  Volgens  eene  waarneming  ,  mij door den Hoogleeraar R ein-   
 vvardt  medegedeeld,  schijnt  het,  dat de Gorter  de  platte Wolfs-  
 klaauw voor de Alpische heeft aangezien,  v. H.