X X F I l l . Gaffelt and. De zaaddoos is langwerpig of.
eirond-langwerpig. De binnenmond enkeld,
bestaande uit 16 lancetvormige, ingebogene,
tweespletige , aan den voet vrije of zamenge-
groeide tanden, met derzelver beide deelen
even lang, gestrekt of eenigzins gekronkeld.
Het huikje gehalveerd. M a e t iu s .
De knoppen zijn kopvormig of knopvor-
mig, dan eens in dezelfde, dan weder in eene
verschillende plant.
Aanm. Dit geslacht is allezins natuurlijk en ook reeds aan
zijne houding gemakkelijk te onderkennen. De bladen zijn
meestal lancet- of els-vormig; de vruchtsteel emdelingsch. —
Het geslacht Federmos, door vele Natuuronderzoekers met
het geslacht Gaffeltand vereeuigd, verschilt, naai ons inzien,
echter te veel van hetzelve, ofschoon de zaaddoos in beide
nagenoeg gelijk is.
Sleutel der soorten.
I. De bladen gezaagd, meer of min e'e'nzijdig.
a. De bladen vlak. De vruchtsteelen alleenstaande. —
13 1 bezemvormige Gaffeltand. ""“"N»,
b. De bladen gerimpeld. Verscheidene vruchtsteelen bij
elkander geplaatst. — i 3 a gerimpelde Gaffelt and.
II. De bladen nagenoeg gaafrandig, niet eenzijdig, meestal
omgekromd. — i 35 doorschijnende Gaffeltand.
III. De bladen gaafrandig. O o
A. Het deksel kort, kegelvormig. — 13 ^ paarsche G a f
feltand.
B. Het deksel gesnaveld.
a. De bladen eirond-lancetvormig, naar alle zijden
opgerigt-openstaande, bleek-zeegroen vankleur.—
136 bleek-blaaume Gi ffeltand.
b. De bladen haarvormig, alle eenzijdig, blij-groen
van kleur. De vruchtsteel regt. — i 33 èènzijdine
Gaffeltand.
c. De bladen haarvormig, de bovenste alleen eenigzins
e'e'nzijdig, geelachtig-groen van kleur. De
vruchtsteel bogtig. De zaaddoos ovaal. — i 34
bogtig-gesteelde Gaffeltand.
d. De bladen haarvormig, de bovenste alleen eenigzins
e'e'nzijdig, zwartachtig-groen van kleur. De
vruchtsteel eenigzins bogtig. De zaaddoos eirond
— 1,38 kropsteelige Gaffeltand.
i 3 r.