
165 Gr. Encal. Tetraphis.
Bridel, die deze soort tot het geslacht Dryptodon rekent,
verklaart evenwel zelf (Bryol. I. p. 18 1), dat het geslacht
Dryptodon in de natuurlijke Rangschikking waarschijnlijk
weder met het geslacht Grimmia zal moeten vereenigd worden.
X X X IJ S . Dompermos. De zaaddoos rolrond. De binnenmond
enkelvoudig, bestaande uit 16 smalle
, eenigzins opgerigte en evenver van elkander
verwijderde tanden. Het huikje is klok-
vormig, wijd en groot, langer dan de zaaddoos.
MarTius.
De knopdragende planten zijn onvruchtbaar.
De knoppen in de oksels< geplaatst, j
ioo. gewoon Dompermos, met de steng opgerigt, genoegzaam
onverdeeld, de bladen spatel-lancetvormig; de voet
van het huikje gaaf, de zaaddoos rolrond en glad, de binnenmond
ras verdwijnende , het deksel gespitst en regt. Bridel.
PI. Op muren, in weiden en langs de wegen; gevonden in
den Ênck bij Harderwijk. G. Bij Nijmegen. B!
X X X V . Viertand. De zaaddoos eindelingsch en langwerpig.
De binnenmond enkelvoudig, be-
[ staande uit 4 piramidale tanden. DG.;
De knopdragende planten zijn onvruchtbaar.
De knoppen zijn kopvormig of bekervormig.
i5 l . doorschijnende Viertand, met de steng opgerigt en
onverdeeld, de vruchtdragende, zoo wel als de onvruchtbare
bekerdragende, de bladen wijd, lancetvormig, met doorloopenden
nerf; de zaaddoos opgerigt, rolrond, het deksel kegelvormig.
Bridel.
De tanden zijn 4, zeldzamer 5 of 6 in getal. Bridel.
PI. In een bosch bij Breukelenkamp in Overijssel. Mq.