
 
        
         
		133 
 X X V I .   Kronkelt and.  De  zaaddoos  eindelingsch  rolrond. 
   De binnenmond enkeld,  bestaande uit  16  
 of 3a ,  of somwijlen ook uit een onbepaald getal  
 wimpers,  die  spiraalvormig  rondgedraaid  en  
 soms  te zamen gegroeid zijn.  Het buikje  elsvormig  
 ,  zijdelings  gespleten.  DC. 
 De  knopdragende  planten  zijn somwijlen ook  
 vruchtbaar.  De  knoppen  zijdelingsch  of eindelingsch., 
   in  de  gedaante  van  eene schijf of eent  
 kopje. 
 Onderverdeeling  I.  De wimpers zijn van den voet tot. op  de  
 helft  in  een geruit rolrond vliesje zamengegroeid.  (Syntri-  
 chia van Bridel.) 
 I2 i.  elsvormige Kronkeltand,  met de steng nagenoeg onverdeeld, 
   de  bladen  langwerpig-lancetvormig  zeer  kort-ge-  
 punt,  door  uitdrooging  gekronkeld;  de  zaaddoos regtstan-  
 dig  rolrond,  eenigzins  gekromd,  het deksel kegelvormig en  
 elsvormig.  Bridel. 
 De steng is regtstandig  zeer k o rt,  in het eerst onverdeeld|  
 daarna,  door  nieuwe  uitspruitsels,  eenigzins  getakt.  Bridel. 
 PI.  Op  naakten  vochtigen  zandgrond ,  op  steenen  en oude  
 muren vrij  algemeen door het gansche land. 
 122.  veld  Kronkeltand,  met  eene  verhevene  en  getakte  
 steng,  de  bladen openstaande-omgekromd,  eirond-langwer-  
 pig ,  uitlopende  in  een  grijswit  en  gezaagd haar;  de  zaaddoos  
 opgerigt-eenigzins  hellende  ,  het  deksel  elsvormig.  
 Martius. 
 De  steng  is langer dan in  de vorige  soort,  opgerigt,  getakt  
 ,  mét de  takken omtrent even hoog. 
 PI.