
 
        
         
		27 Pilularia. 
 vochtigheid  opzwellende,  aan  den  top  openberstende  en in  
 een geleiachtig slijm kogelronde talrijke bolletjes,  veel kleiner  
 dan de genoemde zaden bevattende. — De jonge bladen zijn,  
 even  als  bij  de  Varens,  aan  den  top  opgerold.  DG.  en  
 Duby. 
 X I I .   Pillekruid.  De vruchtbodem alleenstaande,  nagenoeg  
 ongesteeld,  kogelrond,  lederachtig, vierhok-  
 kig.  DC:  en Duby.  i 
 24.  draadbladig  Pillekruid,  met  draadvormige  bladen.  
 DC.  en Duby. 
 De  wortelstok  kruipt  op  den  grond.  De  regtopstaande  
 blaadjes  zijn zeer dun  en draadvormig,  onbehaard;  zoolang  
 zij jong zijn  aan hunne krulvormende  ontwikkeling gemakkelijk  
 te  herkennen.  De  deelen  der  vruchtmaking vertoonen  
 zich  in  de oksels  der bladen,  als kogelronde,  nagenoeg  ongesteelde, 
   van  buiten  vlokkig-behaarde  en  bruine  vrucht-  
 bodems.  vH. 
 PI.  Ten Oosten van Kuikhórne en Bergum,  niet ver van den  
 rijweg  in  Friesland.  M.  In  lage,  dikwijls  'onder  water  
 staande,  veenachtige  gronden  bij  Harendermolen,  nabij  
 Groningen; en te Valkenswaard bij Eindhoven.  vH. 
 Rang IV.  WOLFSKLAAUWACHTIGENi 
 .  De  deelen  der vruchtmaking korstachtig,  ongesteeld,  geplaatst  
 of  in  de  oksels  der  bladen  en  dan  okselstaüdig genoemd, 
  of in de  oksels der schutblaadjes’ en dan aarypmiende  
 geheeten.  De  zaaddoosjes zijn dan eens  gelijkvormig en talrijke  
 zeer kleine  zaadjes bevattende;  dan weder van tweederlei  
 vorm:  zijnde  eenige  meer  algemeen  (welligt  de mannelijke  
 deelen (*)),  met  kogelronde poederachtige bolletjes vervuld;  
 andere  min  algemeen  (waarschijnlijk  de vrouwelijke deelen),  
 bevattende  kogelronde,  eenigzins  ruwe,  van  onderen met  
 drie,  eenigzins  uitstekende,  ribjes voorziene zaden.  DC.  en  
 Duby. 
 X I I I .  V) 
 V )  Deze  gissing  van  D ecandolle wordt merkelijk verzwakt door  
 de  waarneming  van  W jlldenow,   die  dit  poeder heeft zien ontkiemen, 
   Verg. Sprengel Anleitung enz. III.  p.  178.  vH.