1 5 9 Leucodon.
X X X I . Blanktand. De zaaddoos langwerpig. De binnenmond
enkelvoudig, bestaande uit 16 lancetvormige
, stompe,. tweedeeligc, gestrekte, opge-
rigte en witte tanden. Het buikje elsvormig en
gehalveerd. Maetius.
De knoppen zijn in oksels geplaatst, in andere
planten als de zaaddoozen. — De vrucbtsteel
zijdelingsch.
Dit geslacht is zeer kennelijk aan zijne houding,
aan de steng namelijk, die kruipende en '
wortelvormig is, met de takken en takjes rolrond
en opgerigt, op de staart van eenen eekhoorn
gelijkende.
i 4 5 . kromgetakte Blanktand, met de steng kruipende en
getakt, de takken rolrond, opgerigt, eenigzins verdeeld,
door uitdrooging omgekromd, de bladen overeenliggende,
eenigzins e'enzijdig,hartvormig-eirond-lancetvormig,schuinsch,
ongenerfd, geplooid-gestreept; de zaaddoos langwerpig-ei-
rond, het deksel kegelvormig engesnaveld, de tanden van
den binnenmond doorboord. Bridel.
De vochtig gemaakte takken zijn opgezwollen en gestrekt,
doch worden door uitdrooging slanker en krommen zich dan
benedenwaarts. De bladen zijn digt-ovêreenliggende. De oude
vruchtsteel draait zich als een touw in elkander. Buidel. "
PI. Op oude wilgen-, djpen-en lindestammen bij Utrecht,
Vianen, Heikop bij Vianen; bij Groningen en waarschijnlijk'op
meer andere plaatsen; doch door haar zeldzaam
voorkomen met vrucht door onze vroegere Plantkundigen
over het hoofd gezien. vH. Bij Rolde in Drenthe, bij
Ootmarsum, Noorddoringen in Overijssel op eikenstammen,
zonder vrucht. Mq. Bij Haren op wilgen. Mq. D.
Bij Zwolle, Meppelt, Havelte, Assen, enz. D.
V Onderafdeeling. Grimmie'ën.
De zaaddoos eindelingsch, uitspringende, of in zeer zeldzame
gevallen in den, moskelk besloten, eirond of rolrond.
De binnenmond enkelvoudig, bestaande uit 4' 16 gave tanden.
— De stengen zijn opgerigt, kort en zode vormende.
Hiertoe behooren de geslachten: Weissia, Grimmia,
Dompermos, Viertani en het aan deze Onderafdeeling aanverwante
geslacht Kruikmos.
X X X II.