
 
        
         
		SLEUTEL  DER  GESLACHTEN. 
 I.  De  zaaddoos  openberstende;  de zaden met springdraden  
 vermengd.  (.Mosachtige Levermossen.) 
 A.  De  zaaddoos  gesteeld,  4~kleppig. — X L I  J tjhger- 
 MAMN1A (**). 
 B.  —  ---------- ongesteeld. 
 ai  De zaaddoos tweekleppig, elsvormig,  zeer lang.—  
 X L I I I   H oornvrucht. 
 I.  Vele  zaaddoozen,  met  8  klepjes  openberstende,  
 rondacbtig,  in  de  ondervlakte  van  eenen schild-  
 vormigen  en  gesteelden vruchtbodem besloten. —  
 X L I I  Marchantia. 
 II. De  zaaddoos  niet  openberstende.  De  zaaddoos  zonder  
 springdraden.  (Korstachtige Levermossen.) 
 De zaaddoos kogelrond, met eene korte buis gekroond. —  
 X L I V  R iccia. 
 —   & 
 I Onderafdeeling.  Mosachtige Levermossen.  DG. 
 De  zaaddoos is  of gesteeld {Jungermannia)  of ongesteeld.,  
 en  wel  dan  eens  in  eenen  kelk  onmiddellijk  op'  bét  lodf -r; 
 (Hoornvrucht),  dan  weder  in de  ondervlakte  van eenen ge- '  ■;  
 meenscbappelijken en gesteelden vruchtbodem (Marchantia);  
 bij  rijpwording  openberstende met 2 ,4  of 8 klepjes.  ,  Dé zaden  
 met springdraden vermengd. 
 XLL.  J ungermannia.  (Ruppius.  L.)  De kelk is  vliezig óf9’  
 vleezig,  langwerpig,  aan den top  op verschillende  
 wijze  verdeeld;  somtijds ontbrekende.  De bloemkroon  
 (het huikje) bijkans kogelrond, met een stijltje  
 gekroond,  ten laatste aan  den top  openscheurende.  
 De zaaddoos bijna kogelrond,  4-kleppig,  of (zeer  
 zeldzaam)  8-kleppig ,  zonder pilaartje. 
 De  bloemen  zijn  tweehuizig  of  e'e'nhuizig ;  de  
 mannelijke  (?)  zijdelingsch,  of  eindelingsch.  De  
 knoppen  genoegzaam  kogelrond,  of  tusschen  de  
 bladen  of in  kleine kapjes ,  of eindelings-opeenge-  
 hoopt.  Mart. 
 Aanm.  I.  Het  loof  is  verschillend  gevormd:  dan  eens  
 heeft  het  de gedaante van een enkel blad,  dan weder is het 
 £  meer 
 (**)  Het is alleen in dit geslacht,  dat de gestengelde Levermossen  
 gevonden worden.