
5 Equïsetum.
tig (Cottema) , zeey zelden groen. Groeiplaats óp hoornen
, op de aarde , op steenen ; nooit in het water. —
Korstmossen. Zie het IIe stut.
B. De deelen der bladmaking kruidachtig, lederachtig of
geleiachtig , niet zelden groen. Groeiplaats in het water
óf, zeldzamer, op vochtige aarde.— TKj.eren. "Zie het
IIe stuk.
C. De deelen der bladmaking zwammig , gelei- of lederachtig,
meestal van eene donkere, nooit van eene groene
kleur. Groeiplaats op de aarde , op levende’planten
en dieren enz.; nooit in het water. — Zwammen (Paddestoelen),
nog nader te vèrdeelen. Zie het IUe stuk.
Rang I. P AARDEST A ARTIGEN
(RICHARD.)
De deelen der vruchtmaking èindelingsch, vereenigd in
een kegelvormig vruchtkatjè, bestaande uit schildvormige van
binnen bloeijénde schubben. Tweekleppige omwindseltjes.
De zaden kogelrond (zonder zaadlobben volgens vaucher) ,
talrijk, naakt, doch omgeven van 4 stuifmeeldragende (?) ,
hygrometrische , aan den top verbreede draden. — Het zijn
planten zonder eigenlijke bladen;, met kransyormende , ge-
sleufde en geleedde takken , zijnde elke geleding omvat door
eene eenbladige Scheede. DG. et Duby.
Aanm. De.geleedde en met eenbladige scheeden omgeven
steng spruit ja,arlijks op nieuw uit.eenen overblij venden wortelstok
uit. Zij kan in haren bouw eenigzifis met den halm der
Grassen vergeleken worden, doch komt, wat de plaatsing
der takken betreft, met 'den stam der Kegeldragenden (Cónifè-
rae) overeen. — De mannelijke geslachtsdeelen zijn nog niet
met zekerheid waargenomen.
Geslacht I . /Paardestaart.
Kenmerken : dezelfde als die van den Rang. ,
Sleutel der soorten.
Aiii De vruchtdragende steng van de ö'nvruchtbare verschillende •
1. : deitanden der scheeden g—>i2. >t ■
a. de takken gewoonlijk onverdeeld', openstaande —
i akker Paardestaart.
h . ----------— weder getakt, krom nedergebogen —
3 bosch Paardestaart. 1
2. detandeftdërscheeden 26--3o:“-^ 2 gróót' Paardestaart.
' B.