
Sleutel der soorten.
ï. De zaaddoos geheel of bijna tusschen de bladen Lesloten.
A. De binnenmond enkelvoudig. De zaaddoos lesloten,
langwerpig, ten laatste eenigzins peervormig
aan den voet. — 102 hekervormige Haarmuts.
B. De binnenmond dubbeld.
««. De bladen eirond, holrond en stomp. — 107
stompbladige Haarmuts.
bb. De bladen gespitst, of spits, aan den top soms
een weinig fijugetand.
1. De zaaddoos bijna besloten. De bladen in
eene doorschijnende, haarvormige spits uitlopende.
— 106 doorschijnende Haarmuts.
2. De zaaddoos bijna besloten. De bladen spits.
Het deksel stomp-gesnaveld 5 16 wimpers.__
104 gestreepte Haarmuts.
3 . De zaaddoos bijna besloten. De bladen spits.
Het deksel bolrond-gepunt; 8 wimpers__ io 5
aanverwante Haarmuts.
II. De zaaddoos verre uitspringende.
*. De bladen regt, door uitdroogihg aan de steng aangedrukt.
— i©3 muur Haarmuts.
0 . De bladen door uitdrooging geheel kroes___108 kroesbladige
Haarmuts.
102. bekervormige Haarmuts , met de steng opgerigt en
getakt, de bladen langwerpig-lancetvormig en spits , aan
den rand eenigzins omgerold ; de zaaddoos besloten , lang-
werjng, ten laatste aan den voet vernaauwd en eenigzins
peervormig. ö
De zaaddoozen zijn inderdaad allen eindelingsch , doch
schijnen, door het vóortgroeijen van de steng, dikwijls zii-
delingsch te wezen.
PI. In het bosch van Assen. D. \
ïo 3 . muur Haarmuts, met de steng getakt, de takken
van oven hijna even hoog, de bladen langwerpig-lancetvormig,
doorgaans spits, aan den rand omgerold; de zaaddoos
uitspringende, bijna rolrond.
PI.