getakt, nederliggende, wortelende, rankmakende, bogtig,
de bladen bijkans of geheel regtstandig, ovaal-rondachlig,
ongesteeld en vlak. Martiüs.
Deze plant is dikwijls vrij groot, kruipende op de Veenmossen,
blij-groen of ook bleek van kleur, eenzaam of digt met
anderen te zamen groeijende. De stengen zijn dun, draadvormig,
dikwijls getakt, van lange ranken voorzien, die aan den
top dikwijls opgerigt zijn 5 de bladen zijn eenigzins van elkander
verwijderd, soms aan de bovenzijde van de steng toebuigende
en dikwijls eenigzins uitgerand.
PI. In het witte veen te Haren bij Groningen zeer groot en
in menigte wassende op de soorten van Peenmos (Sphag-
num). vH. Bij Paterwolde; op Polytricha te Ootmarsum
in Overijssel. Mq. Bij Harendermolen op Dicranum sco-
parium. D.
187. uitgerande Jungermannia, met de steng zeer kort,
genoegzaam onverdeeld, bijna rolrond, kruipende, de bladen
digt-overeenliggende rondacbtig, tweelobbig, met stompe
inhammen en de lobben zelve kort en spits.
Zij groeit in breede en losse zoodjes. De stengen zijn zeer
kort, nederliggende, met talrijke worteltjes digt aan den
grond vastgèhecht. De bladen digt-overeenliggende, omge-
keerd-hartvormig. De kelk is volgens Decandolle einde-
lingsch , langwerpig , witachtig, geplooid, met getanden
rand.
PI. Op veenachtigen heidegrond te Harendermolen bij Groningen.
D. en Mq.
188. tweetandige Jungermannia, met de steng kruipende,
getakt, de bladen overeenliggende, horizontaal, eirond,
tweetandig, de tanden gespitst, de inham halvemaauvormig;
de steunblaadjes klein, spits-3~4 -spletig. Martius.
Wij bebben opgemerkt , dat de steunblaadjes in de oudere
plantjes langzamerhand geheel verdwijnen, in welken toestand
men deze plant ligtelijk met eene andere kan verwarren. De
vorm der bladen en de grootte der tanden wisselt ook eenigzins
af. De cellen zijn rondachtig of zeshoekig. De kelk einde-
lingsch. Overigens is zij door hare grootte, door haren teede-
ren bouw en hare geelachtig-groene kleur wel te kennen.
BI.