
mm
SLEUTEL der RANGEN van de BEDEKT-
BLOEIJENDE PLANTEN.
I. De deelen der bladmaking groen, de bladachtige deelen
gewoonlijk wel' onderscheiden van de steng. De deelen der
vruchtmaking van de deelen der bladmaking onderscheiden
, meer of min in den vorm van zaaddoozen.
A. De steng geleed en met scheeden omgeven. De zaden in
bijzondere'omwindsels bevat, in eene eindelingsche
aar ver'eenigd. —' Paardestaartigen Istc Rang.
B. De stehg niét gèleed en met geene scheeden omgeven.
De vruchtmaking verschillend.
AA. De zaaddoozen vereenigd in eindelingsche aren of
trossen , in vruchthoopjes achter op het loof geplaatst
i- of alleenstaande en zijdelings van- de steng
of eindelings geplaatst.
a. De zaaddoozen vereenigdin eindelingsche aren
of trossen, zonder schutblaadjes, oiia vruchthoopjes
^eliter op het loof geplaatste — Varens
II' Rang.
b. Dè; zaaddoozen vereenigd in aren met schutblaadjes;
of alleenstaande in de oksels der
bladen , ongesteeld; of niet, of met klepjes
openberstende.— TVolfisklaauioachtigen IV*
Rang.
e. De zaaddoozen alleenstaande, zijdelings of
eindelings geplaatst, met een huikje en deksel
bedekt, niet met klepjes openberstende.
— Bladmossen V* Rang.
d. De zaaddoozen alleenstaande , in de oksels geplaatst
en dan altoos gesteeld , eindelingsch of
in het loof verborgen; zeldzamer in eenenschild-
vormigen , gesteelden vruchtbodem geplaatst
(Marchantia); met klepjes openberstend. —
Levermossen VIe Rang.
BB. De deelen der vruchtmaking aan den wortel in een
bijna kogelrond omwindsel besloten. — TVortel-
zadigen IIIfi Rang.
II. De deelen der bladmaking of-niet groen van kleur, of al-
\ thans de bladachtige deelen niet wel van de steng te onderscheiden.
De deelen der vruchtmaking in de deelen
der bladmaking verborgen of met dezelve zamengegroeid ;
zeer zeldzaam zaaddoosvormig.
A. De deelen der bladmaking korstachtig, zelden geleiachi
* tig