randig of tweetandig, dikwijls kleine kogeltjes
dragende , de bovenste lob zeer klein en
spits. — ig4 kogeltjesdragende Jungermannia.
dd. De bladen onregelmatig-ingesneden en getand.
— 196 digtgeplooide Jungermannia.
II. Loofvormigen of het loof in de gedaante van een enkel
blad.
A. Het loof onregelmatig ingesneden.
a. Ongenerfd.
1. H.et loof breed, gelobd, golvende, gegolfd, van
boven vruchtdragende. — 198 bladbloeijende
Jungermannia.
2. Het loof lijnvormig , bijkans dubbelgevind , van
onderen vruchtdragende. — 200 veelspletige
Jungermannia.
3 . Het loof langwerpig, gegolfd-gelobd, van onderen
vruchtdragende. — 199 vleezige Jungermannia.
b. Bijkans generfd, met knoppen van tweederlei vorm.
— 201 Blasius’ Jungermannia.
B. Het loof generfd lijnvormig, regelmatig-gegaffeld. —
197 9evorkte Jungermannia.
168. viltbladige Jungermannia, met de steng opgerigt,
dubbel-gevind, de bladen en steunblaadjes vierdeelig, ge-
vind-zeerlang-haarvormig-veelspletig; de kelk ruigbehaard.
Martius.
_ De geheele plant is door hare zeegroen-witachtige kleur en
door haar viltachtig aanzien 'zeer kennelijk.
Pl. In den Haarlemmerhout. Meerburgh bij G. ? Bij Nijï
6g. gewimperde Jungermannia, met nederliggende of
opgaande, bijkans dubbel-gevinde steng, de bladen 2-3-sple-
tig, met holronde slippen, even als de gespletene steunblaadjes
zeer lang-gewimperd; de kelk onbehaard. Martius.
achtig ^ eUF P^an* *s Sroeaacl]|tig-safraankIeurig of roest-
PL