
I2l Orthotr. Catharinea.
ÏO']. stompbladige Haarmuts, met de steng eenigzins getakt,
de bladen eirond, holrond, stomp, met vlakken rand;
de zaaddoos besloten, eirond, het deksel kegelvormig en
stompachlig, bet huikje nagenoeg onbehaard.
PI. Op boomstammen bij Nijmegen. Bt
*108. kroesbladige Haarmuts, met de steng getakt, de
bladen lijn-lancet-elsvormig, openstaande, door uitdrooging
kroes wordende; de zaaddoos verre uitspringende, eirond
of eenigzins peervormig. •
PI. Aan de hoornen bij Harderwijk, Haarlem, Leiden en
andere plaatsen; vG. Bij Nijmegen. B! Bij Haren. vH.
Bij Zweloo enz. in Drenthe,. Outmarsum in Overijssel.
Mq. Bij Groningen. Mq. en D. Algemeen bij Assen op
beukenboOmen. D.
X X I I I . Catharinea. De zaaddoos eindelingsch, gelijk,
zonder ring of aanzetsel. De binuenmond enkelvoudig,
met 32 of 64 zeer korte, ingebogene
tanden met de uiteinden een dor vliesje, hetwelk
de mondopening toesluit, vasthoudende. Het
huikje kapvormig, met opgerigte en zeer korte
stekelhaartjes of'fijne tandjes, (naar Bridel.)
De knopdragende planten zijn onvruchtbaar;
de knoppen eindelingsch , schijfvormig,
log. golvende Catharinea, met de steng nagenoeg onverdeeld,
de bladen lancetvormig, gekield, gezaagd, golvende
en kronkelende; de zaaddoos rolrond, gekromd-heliende
het deksel,lang-gesnaveld. Bridel.
De steng regtstandig. De bladen blij-groen, spits, gezaagd.
De vruchtsteel rood, regtstandig, alleenstaande of gepaard.
De tanden van den binnenmond meestal 32 in getal.
Het huikje voor het bloote oog onbehaard.
PI.