ii'j. iedriegelijke Kronheltand, met de steng zeer getakt,
de bladen uit eenen breederen voet lijn-lancetvormig, spits,
gekield, omgeslagen, door uitdrooging in een kronkelende,
de binnenste blaadjes van den kelk der mannelijke plant ongenerfd;
de zaaddoos langwerpig, bet schuins-gesnavelde
deksel even lang als de Zaaddoos. Buidel.
PI. Op de stadsmuren van Amsterdam. R.
IV Onderafdeeling. Dïcrane'én.
De zaaddoos eindelingsch of zijdelingsch, uitspringende,
langwerpig of bijkans eirond, meestal regtstandig. De binnenmond
enkeld: bestaande uit 16 tweespletige, of bij paren elkander
naderende tanden. — Destengen opgerigt, gewoonlijk
in zoden vereenigd.
Hiertoe behooren de geslachten Haarmond, Gaffeltand,
Tweelingland, Vedermos en Blanktand.
Aanm. Deze Onderafdeeling schijnt ons toe, zeer verschillende
Bladmossen te vereenigen. Het geslacht Haarmond
toch heeft zooveel overeenkomst met het geslacht Kronkel-
tand, de Gaffeltand met Bartramia en de Polytricheën en
de Blanktand en Vedermos met de Hyjmeën, dat wij dezelve,
niet dan door de noodzakelijkheid gedrongen, van elkander
hebben gescheiden.
X X V I I . Haarmond. De zaaddoos langwerpig. De binnenmond
enkeld, bestaande uit 16 langachtige
. tweedeelige tanden, welker beide deelendraadvormig
regt of eenigzins gekronkeld zijn. Mar-
Trus.
De knoppen zijn in de oksels geplaatst en
somwijlen kopvormig.
128. grijslladige Haarmond, met de steng getakt en op-
gerigt, de bladen opgerigt-openstaande, lancetvormig, gekield,
aan den, top grijs en getand; de zaaddoos opgerigt,
langwerpig-eirond , het deksel kegelvormig en els vormig.
Bridel.
De