
 
        
         
		mmSBmm 
 rende  en  aan den top  dwars-verbonden tanden,  uit  
 eenen vliezigen voet ontstaan.  Martius. 
 De knoppen zijn in de  oksels geplaatst. 
 7 5 .  boomvormig  Laddermos,  met de  steng wortelvormig,  
 verre kruipende,  met roestkleurig vilt bedekt,  de takken op-  
 gerigt, van  onderen naakt,  van boven boomachtig-getakt,  de  
 bladenopenstaande^opgerigt,  eirond-lancetvormig,  geplooid,  
 aan  den  top  gezaagd;  de  zaaddoos  opgerigt,  het deksel kegelvormig  
 gesnaveld,  het  pilaartje  ver  buiten  de  zaaddoos  
 uitstekende. 
 PI.  In het bosch  bij  Uilenpas  (in Gelderland).  G.  In de  duinen  
 van  Holland  en  op  de  Geldersche  heiden.  R!  Bij  
 s Gravenhage.  J.  van Spyk  Vermeulen!  Aan de Bild nabij  
 Utrecht.  v^H.  Algemeen bij  Breekelenkamp  en Ootmar-  
 sum  en  op onderscheidene andere plaatsen  op .heidevelden  
 en m de weilanden in Overijssel. Mq. 
 X V I I .   Neckera.  De  zijdelingsche zaaddoos langwerpig  
 of'eirond.  De binnenmond dubbelde  de buitenste  
 met  16  lancetvormige  opgerigte tanden;  de binnenste  
 bestaande uit even zoo vele  draadvormige,  
 regtstandige  of  binnenwaarts  gebogene,  aan  den  
 voet  vrije,  evenver  van  elkander  verwijderde  
 slippen  (wimpers),  met  de  tanden  afwisselende.  
 Mart. 
 Deze  planten zijn,  behalve  de  éénzijdige Neckera, 
   hier  te  lande  zeer zelden vruchtdragende.  
 De  knoppen zijn in de  oksels  geplaatst. — Spren-  
 g e l   heeft  in  zijn Sgstema vegetabilium  de kort-  
 hangende  en  de  rankvormige Neckera tot een  afzonderlijk  
 geslacht,  de  Anomodon  van  Hook.ee  
 gebragt. 
 Onderverdeling I.  De  zaaddoos  uitspringende.  De  tanden  
 jan den binnenmond ingebogen,  nagenoeg aan de wimpers  
 g ^ ^ s t e l d ;   Het huikje kapvormig.  {Antitrichia van 
 76.  korthangende  Neckera,  met  de  steng  nederlieeende  
 °i hangende,  eemgzins gevind,  de bladen openstaande in ee-  
 n e   8e  J   e ngting,  eirond-gespitst, met den achtersten rand om-  
 geslagen  en  gaaf,  naar  voren  vlak  en fijngezaagd,  de nerf  
 verdwijnende;  de  zaaddoos eirond,  het deksel kegelvormig-  
 elsvormig en sehuinsch.  Mart.  b 
 PI.