
 
        
         
		i 3 i .  lezemvormige  Gaffeltand, met  de steng opgaande en  
 getakt,  de bladen e'e'nzijdig,  lancetvormig en gespitst,  op  den  
 rand en de kiel fijn-gezaagd;  de vruchtsteelen alleenstaande,  
 de  zaaddoos rolrond en hellende,  het deksel uit eenen kegel-  
 vormigen voet lang-gesnaveld. 
 PI.  Zeer  algemeen  door het gansche land,  op heidevelden,  
 in  bosschen en aan  de kanten van akkers op zandige  gronden. 
 Onder de talrijke verscheidenheden, waarvan B r id e l  melding  
 maakt, is ons bijzonder voorgekomen,  de  
 Versch.  p.  zwartbladig,  met  de  pnderste bladen allerzwart  
 gekleurd. 
 PI.  Op heidevelden bij Ootmarsum.  Mq. 
 i 3 2 .  gerimpelde Gaffeltand,  met  de steng opgerigt  en getakt, 
   de  bladen  gedrongen,  lancetvormig,  e'e'nzijdig,  gerimpeld, 
   aan  den  rand  en  op  de  kiel  scherp-fijngezaagd ,  
 door  uitdrooging  eenigzins  kroes,  de  binnenste  Maden van  
 den  vruchtkelk  zeer  breed,  lang-gehaard,  de  vruchtsteelen  
 vele  bijeen geplaatst,  de eenigzins  schuinsche zaaddoos langwerpig 
 rolrondachtig, het deksel gesnaveld.  B r id e l . 
 Deze soort gelijkt op de vorige,  maar verschilt van  dezelve  
 genoegzaam  door  breedere  en  niet zoo Z e is v o rm ig e   bladen,  
 welke golvende zijn;  door bijeen geplaatste vruchtsteelen. —  
 Wij hebben haar nooit met vrucht gevonden. 
 Op  de  heidevelden  bij  Paterwolde  hebben wij  exemplaren  
 dezer  plant gevonden met minder duidelijk gezaagde bladen,  
 welke  desniettemin  tot  deze soort moeten gerekend worden,  
 daar zij  niet in eene  stompe punt uitliepen,  zoo als in Dicranum  
 undulatum van B r id e l . 
 PI.  In  den  Haarlemmerhout.  B.!  Op  dè heiden bij Haren-  
 dermolen en Paterwolde. Mq. D.