
157 Fissidens.
zaaddoos, in houding staande tusschen het klein en het
Taxusbladig Fidermos, doch van beide verschillende door de
bladen, welke aan den top stompachtig zijn en in een klein
puntje eindigen, enz.
PI. In vochtige grasplekken en op den kalen grond aan de
batterijen buiten de Heerepoort te Groningen. Mq.
i 4 3 . taxusbladig idermos, met dfe steng geheel onverdeeld,
nagenoeg regtstandig, de bladen in ongeveer i5 paren,
tweerijig langwerpig-lancetvormig, met eene kleine spits,
zeer flaauw-fijngetand; de vruchtsteel nagenoeg uit den wortel
voortkomende, de zaaddoos eenigzins knikkende, langwerpig
j het deksel fijngesnaveld. Bridel.
De stengen zijn in losse zoodjes vereenigd. De bladen
blijgroen van kleur, in eene kleine spits eindigende, gaaf-
randig, doch, onder een zeer goed vergrootglas, aan den
top naauwelijks fijngetand.
PI. Op vele plaatsen in Friesland op den grond tusschen het
gras en in Vochtige en andere plaatsen, in gruppels en
wallen. M. Op vele plaatsen tusschen het gras. G. Op
de wallen van Groningen tusschen het gras. vH. Mq. D.
I4 4 ' fijngezaagd Vidermos, met de steng onverdeeld en
getakt, regtstandig, de bladen in nagenoeg 4o paren, over-
eenliggend-tweerijig, scalpelvormig en fijngezaagd} de vruchtsteel
zijdelingsch, de zaaddoos eirond, schuinsch, het deksel
lang-gesnaveld. Bridel.
Deze soort is de grootste van alle onze inlandsche soorten
van dit geslacht, door hare Jijngezaagde bladen wel te onderscheiden.
vH.
Ia het Haagscbe bosch op de wortels der boomen.
Meerburgh bij G. Bij Zandvoort. R! Bij Nijmegen. B!