a. De bladen golvende — 33 golvend Dekmos.
b . --------- vlak.
*• Het deksel kegelvórmig — 34 water Dekmos.
&■ — -------gesnaVeld.
* De vruchtsteel glad — 35 waterachtig Dekmos.
. |t
** De vruchtsteel ruw — 57 langtakkig Dekmos.
II. De bladen naar alle rigtingen gekeerd,
f De bladen regt.
A. De steng gevind.
a. De bladen glanzend.
1. Het deksel gesnaveld — 5g glanzend Dekmos.
2* — ----- kegelvórmig.
«. De bladen ongenerfd, gaafrandig.
* De takken verspreid — 5o stervormend
Dekmos.
'* De stengen eenvoudiglijk gevind.
aa. Dë eindelingsche bladen zamenge-
rold — 52 toegespitst Dekmos.
hb. De eindelingsche bladen openstaande
— '54 Schreber’s Dekmos.
0. De bladen ee'nnervig, opgerigt-openstaande
53 roestgeel Dekmos.
y. De bladen ee'nnervig, overeenliggènde —
S 55 zuiver Dekmos.
o. De bladen tweenervig, driehoekig en fijnge-
• zaagd —47 driekantig Dekmos.
h. De bladen döf, tepelachtig op den rug
k De takken uitspruiten d-ge vind — 58 dof bleek
5 Dekmos.
2. De takken eenvoudiglijk tweerijig — 56 den-
nevormig Dekmos.
B. De tikken boömvormig-eveuhoog;
a. De nerf tot aan het 'midden van het blad —
rHuizenstaartachtig Dekmos.
b. De nerf tot over het midden van het blad — 4o
muizenstaart Dekmos.
c. De nerf verdwijnende (de steng dikwijls naakt aan
den voet) — 43 boomvormig Dekmos.
G. De steng onregelmatig-getakt.
«. Dë vruchtsteel ruw. ‘ '
r.' Hét deksel gesnaveld — 5t haardragend Dek-
mos.