60 GE E S T
Daar enboven dient aangemerkt. dat CHRIST
U S het hoofd niet van cene natuurelyke
SIange,maai-vandenboozenGeeil, den Duyv
e l , verplet en verbreizelc heefc. Üok is 'er
geene vyandfchap verwekc gewceft tuilchen
het zaad eener natuurelyke Slange, inaartuf-
Ichen hcc zaad des Duyvels cn het xaad der
Vrouwe. Gevolglyk is 'er door dien ^^rooten
Draak, die onde Slange, die de geheele
li-eereld ver leid... waar van de Fvangelilt
Johannes in zyn boek van Openbaaringe ge-
\vag maalet C. XII. v. 9. niet iindcrs te verllaan
dan de Duyvel, die mogelyk onder de
gcdaante van eene Slange, Eva door zyne
arglifctgheidbedrogen heeft. i. Cor int h. XL
3. Het zy den Natuurkundigen L.ezcr ge- :
noech deze llofte dus verre 'te hebben ver-
^landekj het overige wil mengaaniedeGod-
E L Y K E
gcleerden overlnaten, devvyl het meér hun
ampt dan het onieisdiergelyke dingen maiivvkeunger
te onderzoeken en uyt te pluyzen.
OnderdeSieraaden,waarmede hetnevenilaande
l'rintblad tot mecrdere opmerkinge
cn zinrykheid belegt is, ziet men afgebeeld
N. I. Eene Indiaanfche gekroonde Slang,
anders Cokras ¿e Cappello gezcd.
N- 1- Een Adder.
N. 3 Eene gehoornde Slang , Ceraßet
genaamd.
N. 4. Fene andere diergelyke uyt Lybie.
N. 5. E-cne-andere 1 genaamd.
N. 6. Eene Slang Cenchris, en by de aleuden
¿.'¿//öa genaamd.
N. 7. Eene zogenaamde/í/fofoM.
P R I N T B L A D XXIX.
Doe u'culen harn beider oogm geopent, en zj werden gewaar, dat zy „aalt
-mareii,^ en zy hechtten v:}geboi)mbladen te zamen, en maakten zieh ichorten.
Gen. III.
De Naaktheid, die hedendaagfch den
Menlche tot fpot en l'chande l lrekt, is
in den ftaat der Onnoozclheid onfchuldig en
onberifpelyk geweell. Het gene voor den
Val een teeken van Onnoozelheid was , gelykervvys
het nu noch voor dusdanig ten opz.
ichte van jonge kinderen aangemerkt word,
is nn een openbaar blykteeken des \'als en
der \'erdurvenheid zelis. Maar om "watreden?
waarom moet men voor de fchaamely.
k e deelen fchaamte hebben , dewyl dezen
niet min noodzaakelyk dan allen de anderen
zyn? waarom heett d eTong . Händen, Voeten,
Aangezicht en alle de andere litmaaten
des Liehaams het zelve lot niet ondergaan,
dewyl dezen zo wel als de eerftgenoemde
deelen tot de allerfehandiglle cn affehuuwclykfte
buytcnfpoorigheden en mifllagen pleegen
misbruykt te worden; Men zegt immers
dat de fchaamte als eene vlak zeifs de eenvoudiglte
en onfchuldigfle dingen aanhangt,
maar dat dezelven door een leelyk misbruyk
in ongeregeldheden verkeertzvn, Maar, om
de waarheid te zeggen, dit voidoet my niet.
Daar en boven, wanneer ik de natuure van
zaaken nader inzie, vinde ik daar niets in,
dat eenlBzins voldoen kan. Dit evenwel is
zeker, dat de vleelchelyke lüften tot voortzettinge
des Menfchelyken Gellachts voor
den \'al, naar den eilch en noodzaakelyklieid
der Natuure en naar het gebruyk der Redelykheid
gemaatigt en wel eefchikt zyn geweeft,
zonder inet eenig kwaad of zondig gebrek
vermengt, of iirafwaardig te zyn De voetifappen
van dit allereerften Recht der Natuure
ziet men zelfs noch dagelyks in alle redenlooze
Dieren.
De Vygthoim is het eerfte Aardgewas, dat
i n d e Heilige bladen gemeld word, mogelyk
om dat Adam des zelfs vruchten tot voedzel
zyns liehaams heeft g ebruykt , gelykerwvshy
naderhand zyne naaktheid met de bladen dezes
Booms gedekt heeft, welke Boom, indien
men de aloude verdichtzelen der Heidcnen
geloof wil geeven, van eenen Godde'
lykon oorfprong is. Het bcknoopt verhaal
der volgende gci'chiedenille zal 'er de reden
van aantooncn- Sycea , een van TUms afkomelingen
, alom door "Jupiter vervolgd
zynde, erbarmde zieh Az A/ade, oniealgemeene
Moeder, Over het droef ongeval dezes
jongelings en verbergde den oni^elukkigen
Dwaaling eenigen tyd voor de verwoedheid
van dien grooten Vervolger i eindelyk,
om hem voor altyd in veiligiieid te flellen,
hervormde zy hem in eenen Boom van zynen
Naam, dat is, in eenen t^y^ehom , waar
van de ftad Syceé in Sicilie haaren naam ontleent
heeft. War zou 't «'eezen, indien men
wilde vooronderllellcn, dat Mam zelfs die
rampzalige Sjcea geweeilzy,vhichtendevoor
G Ü D b a a n f c h y n , en zyne naaktheid onder G j í n k S I S Cíljí. m , 7.
ï ' i c u s F o l i i i m N u (ilttì l i s Te^-jncn
f m ^ K i mi i r t t ï « 1 , l ' t r f f «m-Hf f f t