V O O R B E R I C H T .
en van de Natuur, e e n e Doorzichtkundederzakenonemdig
ver uiteeftrekt, ja zelfs van eene zaak oneindiperanderende
Taar de ftand ^ n het oog, zoodat ik zekerlyk my zoude
können verbeeiden, dat'er milTchien lets overigis, zoomet
o i e e k t , her welk ter verklaaring van deze otgene Texten
S licht of lichtje zoude können aanfteeken. Ik hebbe de
grond gepeild, en in den omloop van veeleiaarendetaakaf-
S a a n , welke ik my had voorgefteld. By de Leilen waren
regenwoordig uit alledey rang van borgers, geleerden on-
X r d e n , ook Mannen door ouderdom engezach ach baar.
weinige, velke gy wel by de vingers zoud opgeteldhebben,
Leerhn-en. De^ieiligheid der openbaring hebbe ik naar
vermögen, by de fchoonheid der Natuur gcpaard. Deverwondering
over de goddelyke werken vyzelde my en myne
Toehoorders op ter verwondering Van den Schepper zelven,
gelyk als den aldermachtigften, zoo ook a s den alderwyften,
L a l d e r b e f t e n , en ook tot den dienft. Want al van overlang
ben ik overreedgeweeft, dat zelfs overvloedig uit andere myne
werken kan blyken, dat de Geneeskundige zaken geenszins
te befchouwen zyn met een oog of enkel nieuwsgieng,
ofongodsdienftig, maar toe te paffen op de oeffenmg, op
de Praktyk eener godsdienftige Godsvrucht, dat de Denkbeeiden
moeten geheiligd worden, dat voedzel ni^st alleen
voorhetVerftand, maar ook, voor de Wille, en het Werte
moet gegeven worden.
Het gezette Werk afgedaan hebbende, fcheen ik veel eer
voor my te hebben gewerkt, en myne, danderToehoorderen,
nieuw^ierigheidvoldaante hebben. Zoo dank zelfs met
gedacht hebbe om de Heilige Natuurkunde ooit uit te geven ,
loch veel minder om dezelve door Printen op te helderen.
Naderhand zyn my de gedachten geboren geworden, gelyk
de eene uit de andere voortkomen, om Printen by den Text
tevoe^en, om denzelven te hervormen, te verbcteren , te
vermeerderen. Het geluk heefc den Kloekmoedigen geholpen
Ik hebbe verfcheiden werken van BybeUche Printen
door de banden latengaan, mct de oogen doorzien, ik zag,
dat de meefte en voornaamfte of enkel gefchiedkundige waren
of gewrocht naar den zin der Schilders of Graveerders ,
kwa'lykgevormd, verkeerd uitgedrukt, en onder zoo vele
werken, aan elk van welken ik zyne waardelaate , hebbeik
niet ontmoet, dewelke de Natuur zelve voorftelde den Schep-
V O O R B E R I C H T .
per betamende, den Schepzelen zelven j van dewelke in het
Heilig Wetboekmelding Word gemaakt, paffende. Derhalven
hebbe ik het dienftig geoordeeld, en dat het tot eere van
GOD, den alderbeften en aldergrootrten Schepper j en tot
myn, en dat van anderen, Heil zoude ftrekken , by aldien ik
hand aan het werk floeg, en aan dat tot noch toe niet is ondernomen,
geene Naleezing, derhalven aan de werken tot noch toe
uitgegevennietzullendenadeelig zyn. Ik hebbe de iikkel niet
in eens anderen j maar in den oogft van myn eigen akkertje geflagen,
het recht van voorinneeming genietende.
My heeft niet afgefchrikt de gewoonte van die gene j dewelke
zieh alleen het recht om de Schriftuurte verklaren aanmatigen,
om met fcheele oogen aan te zien, zoo niet met
eene zwarte koole te tekenen, alles wat zy nieuws ontmoeten.
My was niet onbekend, dat Nieuwigheden omtrend de
Artykelen des Geloofs haat veroorzaken, maar ook verdienen
, doch niet omtrent Wysbegeerige Befpiegelingen, ten zy
die ftrekken zouden ter Verzvvakking van de Artykelen des Geloofs
, of om de zeden te verderven, in welk geval echter zy gene
Wysgerige verdienen genaamd te worden. Dat'er verborgene
waarheden zyn in het Heilig Bybelboek eenigermaten
gelyk aan die verbode Vrucht van het Paradys, tenopfchrift
voerende: Roer my niet: doch anderej dewelke bewyffelyk
zyn van weerkanten, voornamentlykwysgeerige, tevergelyken
by andere vruchten, en die wel ontelbare van de andere
Paradys-boomen, welke af te plukken en te proeven was geoorlofd.
Dat de openbaring de Rede niet uitfluit: dat de
Schriftuur aan deze dienftmaagd de onderzoeking der waarheid
niet verbied, dewelke in de Heilige Letteren geopenbaard
is, maar gelaft : dat de gaven , dewelke de alderbefte
GOD ons heeft vergund j terwyl hy inonzeherten deliefde
tot de waarheid heeit ingedrukt, niet beeter kan befteed worden,
dan wanneer wy de Mogendheden van ons Gemoedbebouwen,
weder in brand fteekende de vonken haar overgebleeven
j geduurige befchouwers der wonderlyke werken van
de Schepping en Voorzienigheid: dat alzoo de Natuurlyke
Godsdienft word gegrondveft, de Geopenbaarde opgehelderd.
Dat zoortgelyke befpiegelingen ftrekken tot verfcheyden ge->
bruiken van de menfc&lyke Maatfchappy ; gelyk anderej
gemeenzynde. goedeten. Dat het misbruyk, zoo imand
veellicht door deze of gene mochte zyn aangevochten geweeft.