G E E S T E L Y K E
i ' :
'•'11.:
hooge verlichtinge deverhooleSchatten, beiloten
in den oirfprong aller dingen, den menfche
zoude bekend maaken.
Gdyk Mofes 's weerelds bcgm ontdekt , zo
toont ons niet alleen de Geellelyke of gewyde,
maar ook de ongewyde of wecreldfcheTya/'f^-
kening^ gegront opdeonvevanderlyke engeftadige
beu'eegingederGeihvncen,dcnvoortgang
des tyds tot heden toe aan.
'he Scbej?¡>er is God Drieénig, in de Hcbrceuvvfche
ta ale door 't vvoord blohim uytgedruktj
eeuwig. onafhangend, Icvende in
de uitterile volmaaktheid, ganfchvryendoor
zieh zelfs werkende, volib-ektelykheerfchende;
zynde 't opperile en cenvoudigile wezcn,
geeíleívk en onwrikbaar, ¿en in getal en eenig
op zieh zelfs, alweetend, almachtig, allerwyll,
alierbelt, door zieh zclfs beltaande,
on'eindig, onbcpaalt, onbegrypclyk , allergoeicrtierenl):
en gehikzaaligit van alle eeu-
•w'igheid. Door deeze uitdruldcingen, welken
Sturmiu! in Theofopb Caj>. 3. aanhaak ,
kan men lichtelyk ecn bekwaam denkbeeld,
ten minften zo verre als de kracht onzesverllands
lirekt, krygen ovn Gods verheve en
grondlooze eigenfchappen in den geef t te verbeeiden.
Gocf, "t overheerlykile Opperwezen in allen
deelcn vohnaakt, heeft tot zyns zelfs verheerlykinge
dit Geheel AI u^t Niet voortgebrachr,
en doorzyne eeiiwigewysheidin den
beginne des tyds gefchapen ; zo nochtans
dac het zelve noch uyt de Goddclykc wezenheid
zelfs is gefprooten, veel min dat het zieh
zelfs oirfpronklyk heeft kunncn vooribrengen,
als zynde een ftofFelyk en zuyver-leidbaar
wezcn ,endienvolgens de natunre, welke
de Heidenen verkeerdelyk voor de Godheid
aanraerkten , tot geene oirfpronglyke
voortbrengrter kan hebben , 't en zy men
met de Wilde en redelooze Berg- en Strandbewoonderen
door het uoord Ñatuur, de beilendige
werkzaamheid aller dingen verÜaan
wilde. In dezer voegen moet noodzaakelyk de
zinnelooze leer der Spinozißen ten eenenmaal
vervallen, die derven vaHliellen dat de wee^
reld met God evenitandig, of t'zaamcn van
een gelyk wezen is. Hus is ook het gevoe
len der Epamßen ongegrond, die zeg.
gen, datdeweereldnietdan uyt cenengevallige
zaamenvloed van plaatslooze onfcheidbaarheden
gevorm t ¡s,waar door zy deGodheid
bepaalen, en dat heel vry werkende VV ezenaai
't Nootloc willen verbinden. Wie heeft toch
den Eeuuigen tyd bepaalt? Wie heeft den
Allervvyllenfchikkinge geleert? Wie den Almachugen
kracht of hulpe toegebragt? Wie
isdiegene, zzglAmbrofutSy de Fide Re/urre^.
die de rotszenen bergen op zyne fchouderen
getorll en den Schepper toegevoert heeft?
Wie heeft 'er iets aan te kollen gelegt? Wie
i s d e werkende Godheid eenigzins behulpzaamgevveell?
Die zelve God is 't, door wiens Almacht
illes is gefchapen, door wiens wysheid alles
gefchikt tnbejhert word, die't Geheel Al door
zyne goedertierenheid ten beften ¿fAfw^i.Zulks
beduyd het Griekfch woord Ktifeiny Ktißs,
waar door verÜaan word niet alleen de
fcheppinge uyt Niet, maar meeÜ al het gene
'er in't gemeen voortgebragt en gevorratis.
Niemand denke, dat God de H^aivijjcn uyi het
zo genoemde eerite Niet heeft gefchapen ,
GenefA. z i. dewyl in het bovengemelde woord
Ktifis niet alleende fohepping des Menfchs,
nog de voortbrenging van de andere fchepfe-
Icn, maar ook de tocvalligheden vervat worden
, gelyk de beruchteLeeraar der Volkeren
Paulus duydclyk te kennengeeft Rom- Vili, v,
58.39. Menkaninsgelyksdierhalvenmetden
vernufccn Gotth. Heidegger, eenHoogduitfche
Schryver, te raade gaan in zyu Boele
ae Creatura gemente ? 6
Schcpping is eene voortbrenging uyt Niet ;
dus is't een werkvaneene onbepaaldemachr,
dewyl 'er luflchcn Niet en let een oneindig
onderfchcid is, want zelfs eene eindelooze
vermeerdering van Niet kan nooit Een , veel
min een getal, uytmaaken. Echter is'er niet,
tot 's weerelds fcheppinge dan één wenk alleen
van Godswilnoodiggeweell. Vraagt iemand
hoc veel tyds ? Ambroßus antwoord, Hy wilde
Cumßereniy VOX femm erat.
Dat is;
AR AT
Gods JVOORT) en IVil was'tzaady
Toen V AI is voortgehmen,
Waar uyt het fcòepzel eerß
Zyn weezen heeft genomen.
Hier op zegt zeker Italiaanfch Schryver;
l Campi del nulla , fecondi dell' miverß, col
fola feminarviß del Divin Verbo. Bartoh. Rt^
creat.del Savio L. i.C. Datis: T>e Veldm
uyt Niet gefchapen, door de fchikkinge van
't Heel-Al vrugtbaar geworden , fchynen door
't Goddelyk woord alleen gezaait te wezen.
God was zo welvoor, aisnaa de Scheppinge
even de zelve, zynde van wezen cn hoedaanigheden
ganfch onveranderlyk.
tìy alleen verflrekte zieh zelven tot eene
weereld y ^laatze en /¡lies. Tertull. contr.
Prax. C. I. Hy had van eeuwigheid doorzyne
zuyvere alwetenheid een volmaakt denkbeeld
allertoekoomende dingen, zodat zyn
Goddelyke wil alleen de daadeiyke wezenlykheid,
of, om zo tefprecken, het^sen
worden in den tyd tot den beginne wederhield.
Dm is hy nier min voor dannaa de
fcheppinge des weerelds Almachtiggeweelt:
's weerelds Heerfchappy heeit hem niet verrykt
i
N A T U U R
rykti Hy was ook zo rechtvaardig van ceuwighe.
d, als toen Hy' t kvvaadftrafte in den
tyd • insgdyks is zyne onemdiiregoedertierenheid
gcenzins door vryivillige begiftingegrooter
geworden. Hier uyt blykt genoegzaam,
dat hy noodzaakelyk van eeuwigheid in zieh
zelven moet Alraachtig,Heerlyk,Rechtvaardig
enLiefdadig zyngeweeft.
Door 't woord Hernien Jarde zyn te verftaan
de algemeene begìnzelen van 't Heel
A l , zoowel de werkende, als delydendede
bovenliggende, gelyk zommigen willen
fpreeken , ofopperften, en de onderliggende
ot onderilen , die fynder , ook de allerfynllen,
de dikften, en allerdikfte zyn : o f wel, om
duydelyker te fpreeken, men kan daar door
verflaan in 'talgemeen'tHeel Al , datis, alle
cn legelykelichaamen, heldere, doorfchynende
cn duyflere , te weten die dusdaanig
m hun zoort den Aard-Water-en Luchtkloot
betrefTen. In dezer voegen, en voorzeeker
heel gemakkelyk , verftaat de hier voorcn
geroemde Heidegger door het woord
fihefzel R,m. VII. 21. de gantfche grondlegginge
of cmtrek der weereld met al
wat er binnen is. Insgelyks word in dusdanigen
bepaaldenzin de weereU meermaaien in
deH. bchnft uytgedrukt, ahhyjohames I.
IO. Hy WM m de weereld, en de weereld i,
door hem gemaakt. ende weereld heeft hem
metgekent. Matth. XX^/. .3. Voor:zaar zeg.
ge iku, alwaar dit Evangeliumgepredikt aal
Wordeft m de geheele weereld Marc. XVI. i,.
Ende hy zeide tot haar : Gaathenen in de
heele weereld, fredikt het Evangelium allen
creatutiren. Op welke plaatzen, en mecr andere
diergelyken, duydelyk blykt, dat hier
door den Aardkloot, en zelfsdoor fchepzelen
bewoont, moet verflaan worden.
Of nu uyt den zogenoemden Chàos, anders
zaamengemengtheid aller dingen,zynde
eeneganfch ongerchikte,verwardl, zrämen!
i yydige en door een gemengde flofte , dit
alles is voort gekomen ; of wel uyt louter
Niet, ten minften de HoofdflofFelyke
deeltjes, m alle hunne volmaaktheid zyn gefprooten
j ofanderzins de wweld, de
Aarde uyt^gezondert, t'eenemaal in zynevol-
«lekte fchoonheid is gefchapen, zulks word
aan t oordeel der Geleerden overgelaaten.
£>ei Cartel, by de Latinillen Carteßus eemamd,
die voortrefTelyke Hcrileller der Philoiophie,
mag , zo men wil , zyne byzondere
wyze hebben, op welke hy de giondlegginge
der dne Hoofdfloffcn bekwaamlyk
meent uyt te leggen, naamenlyk door Kloòtjes
en omdraaijende beiveegingen, doch zyn
pevoelen fchynt meSr op eene eidele inbeeldinge,
dan op beftendige cn overtuygende
bewyzen te lleunen. 't Is alien mans werk
m a zulke verhole geheimen te doorgron.
K U N D E . I
Inlgelyks is hier 'tvoornemen niet ftiptelvk
te befchryven, op wat tyd des jaars de weereld
gefchapen zy : dewyl zulks ganfch onzeeker
is , indien men op 't Landfchap of
luchtflreek des Paradys wil letten, doch indien
men^ oog over de ganfcheuytgeflrektheid
der Aarde laat gaan, zal de zaak vry
gemakkelyker kunnen opgeloll, en niet zonder
reeden moogen gezegt worden , t'alien
tyde : dewyl men op een en den zelven tyd
de vier fyden des jaars, naamenlyk de Lente,
¿oraer , Herfll en Winter op d' oppervlakte
der Aarde alien te zaamen vind. Dus
kan men genoechzaam met aanneemelykeredenmbeweeren,
dat de Zon, ofde Aarde.
op de tuiÈhenfnydinge van den Zonnelland
en den tvenaar, welke in de Lente en in
denHerfflvoorvalt, in de beginne geplaatft
is. Ambrfu, Hexàem. L. i. C. 4. llelc den
aanvang der Scheppinge in de Lente, M«.
doretui ,n Exod. ij, en IVasmuthus
fud Rejher. Math. Mof. f . 98 ra uo. zyn
beiden van 't zelve gevoelen. De katfle
vangt de tydreekeninge derweereid van den
werkdag der Zonne, of den Zoiidag, aan .
als den eerflendag der eerfte Maand Nifan,
toen Meimaand naar cnze hedendaagfche
benMminge, ftaande de Zon in den beiinne
op t Hemelteeken des Rams. Hier van
oyertuygt ons ook zelfs de bloeiiende en
friflche wasdom aller dingen. De aloude
Egyptenaaren, die 't begin des jaars van de
maand September reckenden, zyn voor den
H e r f f l , wanneer meell alle ziellooze en
groeijende Schepzelen of vruchtdrasgende
Kanten, m hunne jeugd volwaflen Kaan. De
Hebreeuwen beginnen 't burgerlvk jaar van
de Maand Thifri, en behalven'hun zögenaamd
Looverfeefl, hebben zy 'er verfcheide
anderen. Wat hier van zy , in zulk eene
twyfFelachtige zaake ftaat het leder een
vry zyn byzonder gevoelen te hebben.
Verdersheeftde Drieenige GOD gefchapen
dat is,uyt louter Niet voortgebrac'ht, en allerwyfl,
,n den beginne des tyds, gefehikt
Hernel en Aarde , dat is, niet alleen den
omloop der Zonne, maar ook alle de Geftarnten,
zoovafle als beweegende, anders
^zegt dwaalftarren, nevens de tuflchenflaandeuytgeftrektheden
des eindeloozeno.ntreksderHcmelenj
hcbbended
" y - ) -^^utiide de midden-ingelegen
ruymte.totplaatzinge en zonderlingelnytvoeringe
des Aardbodems overgehouden.
Voorzeeker zulk eene zeldzaame en
fehler onbegrypelyke Alfchikking.inzonderheid
die van den Zonneloop, wiens binnenfle
tuflchenvlaktc wy flechte menfchjes door
Gods genade voor körten tyd bewooncn, is
een voortreffelyk voorwerp onzcr befchouwinge,
en met recht waardig op den Voorgevel
dezes Werks te pronken. Deze fchik-
I king is wel meeft door Copernicns, en na
ß henj