Ii
N A T ü U R K U N D E. g. De Roode Aardbci-atiooitir.
h. De Seggryne Zonneßraal-dubbkt.
: i. De Goot dubblet; in 't Hoogduytfch
Orgel-pfeife genoemd»
Ji. De Endvogels-bck.
5 P 1. De ylmUinfe Mcßel.
m. De Uam-dubbkl.
n. gcäoöriidc iazaruskUp^ in'c Hoogduytfch
Stachel-Aiifhr. . ®
o. De -taarci of raarlemoef-dubblet.
( Zee-geii-afchen ! uyl ha zwalfend ZUM geteeld!
Cy Word mit duUel rtgt als 'j:onderbmr i-chouwe«\
IVaM daar nw held'ri ¿ans míe oagen -olnd en ßreild
Doet ge ms, m V kiein, GOTtS mögt en heerlykbe.d aa,,fd,o«wen.
P R I N T B L A D XXI. XXIL
En GO D zeide: de Aar de henge kvendige üelen voort, mar haaren aard • Vee
en krmpmde, en wild Gedierte der Aar de naar zynen aard: en het was ako
tnGOD maahte het wild Gedierte der Aar de , naar zynen aard, en het Vee
naar zynen aard en al het kruipende Gedierte des Aardbodms mar zjnenaardt
en GO D zag dat het goed was. Gen. I. v. 24, 2 j .
Het RETIELOOS GEDIEHT, tot's Menfihen a
Heefl tct, waar uit de Geefl een' Zeden-les kan raapem
Hmm' matigheid betraft den Tlrmkaard en den IVraat,
Tlie daag'ljks zieh in fßze en drank te buyten gaat.
J e n worden, doör zyne vryc en onrfhantflyke
Almacht voortgcbi-acht heeft: des te
meér, dewyl man bewoft is , dat 'er nooit
eenig flerveling op Aardc- dusdanige macht
noch wctenfchap gehad hecft, dat hy alleen
door zieh zelfs, dat is, door lyne eigen
kracht en werkmge, zondereenigeuytvvcndige
en medewerkende hulpmiddcicn , ict
uyt Niet heeft kunnen opwckken, verrc van
p c h zelfs oorfpronkclyk te hebben voortgebracht,
of, het gene vry minder in aanmer-
ALhoewel de Voogelen, Viffchen en O»-
gedtenen wegens hunnen aard, gefchapenheid
cn andere lichaamelyke hoedanigheden
nader met 's menfchen natuureovereenkoomen,
dan de jlardgewajfen; xo is echter
dicrgelyke ovcreenkooming der gemeide
Lucht- en VVaterfchepzelen , in verre naar
niet tc vergelyken by de gelykmaatigheit en
zekere ovcrccnflemmingc van natuure die'er
IS tuffchen den Menfche en allerlei viervoetige
en krmfende dieren , inzondcrheid die
van het Slangen-Gdhcht jyn. Hierom zal
men hunne uyt- en in«^endige lichaams-gefialte,
by wyze van ecne bcknoopte ontleedinge.
hier voor oogen Hellen, tot dat wy
cindelyk na eene naauwkeurige opmerkinge
der redelooze Dieren, tot die van het allcredelften
en voornaamflen aller aardfche
fchepzelen, ik meen den Menfche, metonze
gedachten cn natmirkvndige befchouwinge
toe trecden.
Het tegenwoordig voorwcrp onzer opmerkinge
doet ons voort onwederleggclyke
liewysftukken aan de hand, waar door mcn
Zells de ongevoeliglie cn halllarriglle Vry^
gecitcn genoechzaam zoude kunnen overtuygen
van de volftrcktc waarheid, dat 'er
nood/aakclyk cen GOI ) , een Opperwezen
cn AIfchcpper is, die nict alleen den Menßhc
heeft gefchapcn waar van wy allen by
ons zelfs ten vollen overtuygt zyn.maarook
alle en iegelyke fchepzelen , die 'er in de
ganfche gefchapcnhcid der Natuure gevon-
- - ' Q "J ......u^i III U.KllutTkingc
van het andere zoude wezen, zyn Icven
, 'twelk hy van Ü O D alleen ontSmgen
h e e f t , ecuwiglyk in den lichaame te kunnen
behonden. Wie is 'er /.o vernieten cn uyt^
zmnig, dat hy de wezcndhcid GOOS in
twyifel durve trekkcn, met de zwakke en
machtelooze Natuure voor de krachtdadige
en albcftierende macht des Schcppers te
Wellen: wieis'er, zeg ik, diis verre van de
redclykheid afgedvvaalt, dat hyde afhanglyk
e en bepaalde werldngen der fcliepzelen ,
welke men aan G O D alleen moet toefchryven,
aan de Natuure durve toevoegcn, wannecr
men de zeldzaame gertake, aard, cn
gelladigelevensbewegingen, niet alleen der
zogenaamdc Huysdicren , maar 00k der^a-v/-
i/i- Beeßen met aandacht wil aanmerkeni*
Voorzcker word ons de beflendigheid dezer
waarheid oogblykelyk aangetoont door de
wonderbaare gefteltheid van die Orgelwyzige
en door Lucht- of Levensgeerten bewogen
werktuygen, gclyk alle viirveetige Die-
» ren