V O O R B E R I C H T .
van den vvytberoemdeii Joann: Frickius Hooglecraar in de
H. Godgeleerdheid over Iiet Gelove van Konflantyn den Grooten
hy heefi: de Hooge Schoolea gegroet, te Wittemberg
1714- te Leipzich 1715- te huis wcdergekomen zynde
1716. tot den heiligen dienft bevorderc 1718. tot het diakonlchap
van de kerk te Leipheim 1718. tot derzelver opzienderlchap
, liet welk hy nu mee de grootfte lof bediend
1717.
In de eerfte plaats moeñ Regensbiirg zyn genaanid geworden
5 een Gemene Bell: al van de tyden der Romeinen
af ten hoogílen beroemd wegens de aankweeking van Konften
en weteníchappen. Deze vruchtbare voedfter van Geleerdheid
en Konften koeñerd den zeer Edelen Joannes Andreas
Pfejfelius , een zeer voortreftelyk man , die zelf wegens
de byzondere ervarendheid in zyne konfl den eernaam van
Plaatfnyder van zyne Geheiligde Keizerlyke Majefteit al
over lang heeft verdiend, en met de grootfte lof bevorderd.
Deze heefc wegens zyne Eerbied voor de Heilige Bladeren,
genegendheid voor de Geleerden, en voor de konft zelve,
vvaar in hy uitmunt, de zorge en onkoñen van het gantfche
Werk op zieh genomen, gefchikt, en onderdePlaatfnyders
zoo verdeeld de Printbladen, zieh zelven door de veríchillende
menigvuldigheid der zaken aanpryzende, dat hy aan
elk gegeven heeft de zyne te bewerken , in devvelke hy boven
anderen overtrefd, devvelke uitmunten in de Konft van
Landfchaps-fchilderen, in de Gefchiedenis , de gedaantens
van Meníchen, ßeeften , Planten , eindelyk het zyne aan
den genen , dewelke de gave hebben om Sieraden daar by
te voegen , te zien aan de randen der meefte Printbladen,
alle niet aan eene, aan elke de zyne, op dat zoo het Plaatwerk
zoude te voorfchyn komen in alle zyne deelen vol^
maakt.
In de Hoogduitfche Druk ftaan de Gelykluidende Vertalingen
, van den Grooten Lutherus , en de Zurkhjche, in de
Latynfche de Zurkhjche wederom en de Gemene Latynfche,
op dac op de Voorgevel niets verfchyne, dat aan imand der
voornaamfte Gezindheden van den Kriftclyken Godsdienft
tot aanftoot zoude können zyn. Doch in de verhandeling
zelve , alle drift van eenzydigheden weg geruimd hebbende,
hebbe ik allerwegens aandachtig gelee op den oorfpronkelyken
Text, den Hebreeuwfchen van het Oude, en den
Griek-
V O O R B E R I C H T .
Griekfchen van het Nieuvve Teftament, zelfs geen Stippunt
veranderd zynde j op dat niets zouden hebben, waar door
aanftoot zouden vinden zelfs de aldergeftrengfte verdedigers
van het Formulier van Gelykvormigheid. Wegens de Zurkh
LatynJche ftaat my alleen dit voor af te verftendigen , dat
dezelve uitgewrocht is door Mannen ingeleerdheiden Godsvrucht
uitmuntende , en zeer hoog gefchat van de Roomfch
Katholyken zelven. Zie daar een getuigenis ! en treffelyk
oordeel, grooter dan alle voorbehouding.van y^fcfai
Aigußus Thuanas j Voorzitter te Parys , een Man boven alle
l o f , het welk te vinden is , in zyne Gefchkd. XXXV.
Boek, bl. 714. Aan de Teß is geflorven, alwaar hy in V openhaar
leeraarde , Theodorus Bibliander , een Man van veelderly
gekerdheid, zeer oud, luien in het ampt is opgevolgd Joann:Wilk
Stukkius. Doch aan de Uitgave van den Bybel in het jaar 1543.
te Zürich in het licht gekomen > welke Leo juda had begonnen , en
ßervende , op dat het iverk^ zoude vervolgd -worden zynen Amptgenooten
, by eede heiliglyk^ hezmuren hebbende, had overgedraagen,
heeft Bibliander de laatße hmd gelegd, geholpen door den arbeid
van Koenraad Tellikcmus j en van Pieter Cholin i ten hoogßen in de
GriekfchcTaalervaren, iselke overzettingRobertus Stephanus, fwee
jaren daarna , in zyne Uitgave by de oude heeft gevoegd , achter
gehouden hebbende de melding der geener , de-welke daar aan gearbeid
hadden : en de Spaanfche Godgeleerden hebben lang daar na,
dezelve-weder overgezien, door Wilhelm Rouillius ten laatßen te Lions
ter drukperße bczorgd. Het -welk^ ik^ daarom geoordeeld hebbe
te moeten verbalen , op dat de afkomß der Overzetting zoo hoog by
ons en by den Spaanjaarden zelven gejchat zoude ge-weeten -werden,
en op dat een doorluchtig be-wys zoude ten toon flaan , -wat voor
vrttcht uit de Botken en blaarßighetd der Wederpartyders , by aldien
wy, ter zyden geßeld hebbende alle haat, de lief de en rechtmatigheidaandoen,
tot GODS Eere getrokj^n -worden. Die
geen, dewelke meer begeerd tc weeten, die leeze de Verdedigingen
van Jacobus Uuldrich -wegens de Zurichfche Overzetting
des Hybels tegens de -waarfchouviing van Jakob Gretjer Monnikjian
de ¿Maatßchapfy der Jezuiten te Ingolßad, nieumlings door eene
vermetele bejchuldiging aan de uitlanders gezonden. Te Zürich,
ter Drukkery van Job: Rod IFolphius, 1616. in 4».
Wegens de volgende Naamlvft der Schryvers tot de Geefielyie
Natuurl<iinde dienende , houde ik voor noodzakelyk,
dit voor af tc verwittigen, dat ik dezelve wel zederd eene
tamelyke lange tyd hebbe verkreegen , maar dezelve alle
* * * noch