III Ili.
- ¥M: '
f
Wanneer hy woed cn blaaft in't roidden van de ftrörocn,
Do" 't mcnfl'dyk vcrnuft wectallestebei6men,
Hoc fnd, hoc wocft, hoe Ilout in 't wätcr ,ofop 't land.
Watwendcrzicikhier? kan'tzyn? isditeenW PtiDtb.i?.
Van den Lcviaihan ? cn mag ik dit gdoven ?
ojal GODS wyshcidgaatveronsbegvypteboven;
Gclykdcs^/«/'.«of^onsoogtcbovengaat.
Daar komc de SchelpiU zig vertonej. meen «aat Prinib.i8.
Diedk verwonderd , door zyn vreemdighccn tc aanfchouwen.
De nieuwc wc'reld wierd met níeuwe fier'lykhcJcn
Kcifltbl.o.Unßsallcnkamvoorzicn: dittoondons hct geúíoemr, 't Gccn billyk op tyn geur. en fchóne vervcn rocmd,
En door verandcnng alie oogcn kan bchágen,
Wannecr wy boomenkruid zien èloemt:mruglert dra-
W at fin wy ni verpligt aan 't Godcielyk gezag,
Daar hy hct werk bcíiuic van dezenderdcn dag. ^
Printb. 10. Mu tot den vier Jen dag, daar 'c eeuwig Alvermoged
tìtty^yàeUilfpanzd, en de ncgcn Hc.nelbogcn
Mee L,gten hecft verfierd, om 'r ondcrlchad van N^gt En Dai tcontdckkcn aan tockoraendc Gd age.
ÓHddVcZoBwatzynuwgávenmcmgvuldig?
Watzynwy GOD omualdankbaarhcdcnlchuldig?
HetligtwloftonsvandcnárcduiiVcrhdd,
Dicandcrzmtsaltoosblecfoveralvertprqd;
'c Geboomte, bloí-.n' en kruid moct uii uw hdd're
Ihálen,
\Vaar meé gy deaard' vcrkwikc, zyn warmteen voedzd
há'.cn,
'c Iui"talies op uw koma en blyd^n dagenraaJ,
Tot d^it ey on uwbcun in 't weiten ondcrgaat.
Om 's wérelds and'rc he) te cen n;euwen dag ce gcven ; ^
Daniicnwy Simre/t-beir door lugcen wölken zwc-
A1 c'¿a:ini* ten rei gdeid , op 't fchitcVen van de Mm».
6 Hcmdligt ! hctg-.-en den nagrten dienR moct (han,
Hoc wondt:r werkt uw kragt op bóni--n, planten, záden,
En alie kruiden, die met vriigtcn zynbeladen !
Wic mdd den invloed waar doorgy dezé rcgecrJ,
En cbbj ofvlocijendocc, naardat uw ligt zig keerd ?
6 VVond'ren ! die den mens zyn duillcnn zync cogen,
G V draagt de tckens van Gods eeuwig Alvermogen,
DÍeu, óZorjnetnMun/ uwloopknn^hscftbepaald,
Op dat gy de aardealtoos met mátigheid beftraald,
En dat het ecre ded der wéreld niel zou fterven
Door koude, om 't and're weér door hitte le bederven,
Maar bly ven in één ftand door wiszding van tyd.
Pr¡Dtb,n.¿2¡í»/ óVuurkloot! dieuwftrálenwydenzyd
Tot onze blydfchap fchiet, komc gy u dus vertógen,
Gdyk de kunft u hier heeft afgefcheill aan de oogcn ?
En is uw hdd'ie gloed mee vlakken nog bcfmct ?
De verreky ker heeft u dustcn toon gezec,
En in den Maankloot ook'tonzigtb'redoenaanfchouwen.
Maar laacons deze zaak aan wyzeren vertrouwen,
En treden 't Tmen van de Zon cnMaan vuorby,
Op dat de Vierde Dag hier meé geeindigd zy.
Primb. 11. Daar komt ten twcdenmaal de Zon m 't oofte dagen j
Jk zie de vjateren een zwerm van ^(fn; drágen,
De lugc van 't Pluimgtdiert doorfnyden, op hct woord
Der ecuwige Oppcrmagt. Hoc veelerhandezoorc
Van becftjcs, zieik hier op hiinne wieken zwéven,
Na de uitgedroogde Ryp hcn heeft gebragt in 'e léven :
GODS grootheiddoet zigzelf hier kennen in hct klcen,
Doorduizend wond'ren cnontdcktevreemdighcéa,
Die in deez' beeftjes voor»t gezigt zyn opgcflóccn,
Om In het onderzoek onze aandag: te vcrgró-.en.
P-intbi3.D3arzieikd'^¿/f/.'íar, dc5mm, de/ic«en//w»,
Pnntb.,4 EngintcrdeO;r..7ar, àcRdger, EnJmZvjaan Zi«» fpicgden in 'c natderzoete wateritromen,
Inlchaàuwvan'tlàgerict, ofhooggckruindebómen.
Maar hecft dcez* zilv'rc bcek zo fnd, zoonvcrwagt,
D MvaandenoevervandenOcciiangebragt'
' ^'o Ja, ik hoor en zie hct ruiflen van zyn báren,
De nicuwgcbóre f^is tragt met dkaär te paren.
Wat won J're Sibepzch zie ik hier zo groot, als klcen,
De 1 y ft van 'c l<.unllca[¥'rcd vcrtoond die onder ccn,
Endoetonsrtilrtaanophunondcrfchcidewezcn,
Wantdkhecftictswaaruit GODS Almagtistelezen
Priotbió Hicrzie'kdcn/Fd/-j//, daarwcörden Leviathan,
' \V icns unoaarfpcuib'rc kragt gccn mens begrypen kan
Maar 'k mecn my aan deze geen mcerder op tc houwen,
Dewyl de v> fde dag ten avond 's gedaald,
DoneérmynZangluílwordaand'Occ'áan ocpaam,
Kan ik de lloornen nog de Scbelpen niet verzwygen, Frmtb, 19.
Hun kleur,gellaltcenaardmoetookzynglorickrygen,?cincb.io.
C")m, als ik hcn verlief, teerkenncn GOOS bdeid,
Die alles heeft verpligt aan zyn Almógenheid.
Nu komt dezesde D.ig de morgcnkim verligten,
En doec de ncvels voor de zonneftrálen zwigtcn >
't Viervoetige Gcdierte ontfangt het leven, de Oí, Printb.i t.
H&Paard, Kamel, cn Zwyn, enát Rymceros
Komt met den Elefant te zámcn zig vertonen,
Alsdccerítclnwoondersdieheiaardsferondbewónen:
DaarvolgtdeL«»w, dcß«r, átHa«dcnKrokodil, Pnntbai.
Hct eei-ft gefchápe V e leefd vreedzaam, zagt en (hl,
En fchynt zyn eigen aard en wodlheid niet ic wcten,
Door gene bloeddorft , of geen roofzugt nog bczctcn,
Hct Scbaapje graafd gcruil door génen /TsZ/geplaagd.
Het vlugge Hirt word door den tyger niet belaagd,
Maar acliT hoc wil die vrede in oorlog haall verkéren,
Alsdeeerltgefchápe Mens dürft GODS gebod ont.
ó Opperiroon-inonarg van al wat wezen hecft !
Door Wien dat alles groeid en bloeid, beweegd en leefd,
•Dt oBoehr auawgd em eun,s nlieav e'tn Hdhedcdl-A enI, hvaadde zrylyn keenn ft xaengdcn gc krégcn,
Den eerften Adam te boetsféren naar u w beeld Pi intb.13.
En ó Wond'rezaak! hocípeeld
Gy in dit Kunfttafi^red met aandagcdoor rnyniinnSn.
\Z\cA^eerßen Mens i waaruitdcftamboom moellbcginnen
Van alle Volk'ren, 'k zie hem zittendc aan den ftroom
Des Paradys vloeds, in hec lomm'ren van een boom,
Door GODS gcnaddigtvan's hemds trans beichencn:
Hct vé fchynt zig vcrheugd rontom hcm tc vereinen,
Kn hem te groetcn in zyii herclyken ftaat,
Daar'c luftryk Eiien hem verftrckt een tocverlaat,
Een Paradys van wcdde om onbczorgt tc leven.
»kZaldoorgccntwiftluil, of nicuwsgierigheid gedré-
Hicronderzoekenwaardiclufthofhecftgeftaan, Frintb.14.
Nccn, ScHEücHZERs fchrand're geeil heef: di:
volmaaktgedaan,
En ved gevodens met clkand'rcn overwogen,
Ja »t eeen 't waarfchyn'lykll is met vlyt by een gctógcn.
'k Ga%ok de Bedolah en Sauhni. voorby , Prmtb.if.
'k Laatandcrendictwill veicenigen, om my
Op nicuw naar Mam cn zyn Uiftpncel te kérco. Pnntb.iö.
•k Zic hem als Koningal't gcfchápencregéren,
Daarhy GODS wilontfangc; EetvryindézenHof
Í^íui alle Bómen y maar'wag! uvan Déuen-, of,
Indien l'i daar van eet y zult gy de dood firah ßervem
De ktnnijfe van Goed cn K-waad zou ti (/acerven. ó Drcigcndegebod ! watongchoorzaamhcid
Is groot genocg, dathccin u GODS Majefteic
Dürft fchenden, om altóos in zonde en fmarttc leven ?
Zie voor u y^dam ! vrees hct kwaiud ccr 't is bedrí vi.n,
Want de euvddaad word Heeds gcvolgd van nabcrou
Daarfchcnktdemildc GOD u £v« tot een Vrouw, PriniKiTDie
hy uit eenc Rii) van u heeft voort docn komcn,
Terwyl ccn diepeßaapuw gceft had ingenómen ;
H y fchenkt dczc Kga u loi ri uoll in de eenzaauihcid.
Wae vrcugd verkreegt gv door heteeuwig wys beleid
Met u een Médehclft m 't Paradys te géven ?
ò W onder Paar? waard gy in d'ccrilen ftand geblévcn
De nazaat had u» vai cn zondc niet bezugt,
Daar gy de dood omhelfd door'teeten van de vrugt,
P Die'tGoddelykbevdzoftrenguhadverbóden.
Piintb.28.Hclaas! daarzie 'k de Slang deonnózde Eva nóden
Ophccvcrbodenooft. ocerileMoeder! zwigc/
Sluit voor dit hds Scrpent uw oor en uw gezigt '
De beec van déze vrugt zal u te dood'lyk Imäken ;
Uzdf, enal 't geilagt dcdoodftraffdiuldig niaken.
Maar ach de Slang heeft u te vcel met hoop gevleid,
Dat u de Kcnnis was van Goedcn Kwaad berdd,
godrà gy had de Vrugt Boompgétcn.
HccGoddclyk fcvcl, op 'träden vandSw^™"^^^"
Te fchenden, cot u w ftraf en beider ondei^ang.
Hclaas! hetisgedaan, uweoogenzynontilótcn:
Nog naauw'iyks is defmaak vandéze vrugt genoten
Of gy verfchnkc, als gyuwe eigen Naakiheidzxct.
En'tdreigenJcgevaarvanrampcncnverdriec.
friutb.19. Wat voordeel kan aan u hct Vygenblad nu géven ^
GOD roeptu, wyldevreesulidd'rcndoctenbéven,
Op 't hören van den yloek, die op uw zondepaft,
^1cc wat al rampen ziecge uw fchoud'ren nu belaft ;
Met arbeid, fmartenziekte, endood-angftoverläden.
De vuile Slang, die u dit kwaad heeft aangcraden,
GCvodd ook bdre ftraf, in 'i kruipen längs den erond.
Pfintb.30. Maar of dit landgcdrogt eerft op zyn bénen itond
Laat ik aan anderen, die wyzer zyn bevólen,
Wy lui t niet van hec fpoor des Bybels afte dólen,
Maar vnide een zoete geur in 't geen Gods woord ons
zcgr,
Hoedac de Slang ccn vloeken wraak wierd opgelegt
Dat zy haar zaad zou ziendoor 'i Frtuwe-Zaad ver.
treden.
Maar ongdukkig Paar ! gy moet het heilryk Eden Verlaten, omhetlandtcbouwen, daar GODS hanj
U nietder Beeßm-vagt bekleed. Ò droeve iland !
By diengy ecrtyds hebt in 'c Paradys genoten,
Pxinib.31. Het Aardryk « vervloekt, de Doomcn komen voorc,
Hct vddgcwas word door de Diße/e„ verimoord,
In -tz-weei uws aanfcbymßaat u nu het land te bouwen,
de M'deu-wed.rom ali aarde zal aanfchouwen,
fFaar u;t GODS handueerß heefl naar zyn beeld lemaakt.
^
'klügu, óeerfteTwé ! totnogtocaltoosmakr,
Op dleant g, ccn hittc, of koudc uw naaktc hiid zoukwcl-
Wyl 't Paradys grocn u gccn mccrdcr lommcr iccfi,
Prm.h.3j. yjilg,rgmr wo.-J hier dcGodhcu opgcdrä ,cn =
F„ „ . S c h c p p c r tc bchligcn,
hn ook door Hcm wccrom genadig word bcft.iald,
Uaar Kmi,, offcrrook ter aardc ncdcrdaald,
'de';!" ""'""S"""'- <l't<l°"'-ynmornontbran-
Dc dollc Razcrny doct hcm zyn ziel cn banden
Mmltcn ntcthctblCHiJ .anccncn Brocdcmoord.
Viugt W vl„g.lcctG..Dd,c„gt„uwcl
Maar acb 1 bct is vci-gccfs dat alzicndc Oog tc on
Maar laat ons wykcn van de , de A'^cn Um!
On, "verktcz,enhctgccnz:gA'.„ionJcr(lk.t, Prinf,.,,.
wen"" ' " ' S nynMgKwcilcrhoti.
Door .t J.ftcn van wat Homdt-zcArkc wicrdgcftigt!
OODS woordgecf.onsh.er van de
Maar wic^ontdckt nn wat 't woord Gt^fer wil bctcc
Of onder welk ccn aard van bout dit is tc rcck'ncn '
D.cs llap,k dézctwilHhlzwygcndcvoorby, '
Om 'idryvcnd huisKzien op,„„,ncrcn, ci my
1 c cnr.n'ren 't gccn G O D S guntt aan AWi hcefc
bcwczen,
Toen al wat leven had de doodltraf (long te vr&-n
Daar yvcrd mcn om tlryd totd'opbouw van dit werk, Prii,tb.3f.
'r Gccn G O D zclfs hecft gcfchetll, cn mite cn eró.
te, en pcrk ' °
Aan/V.«r4afgcbccld, om, voor Jcwoellebárcn,
Van al wat leven heeft ccn wcinjg tc bewárcn •
^ 't werk der fchepping dns tc hon Jen in zyn (land,'
Wannecr dat deeerftc kiel wcir ruften zou op 't land
^eri,cnwynu'tvcrfch¡lder»¿/™endcr,//„, p.imb.jä,
i c n ' ^ " ' ' " S t lia" grootbcid cy tc tel.
Dog zo vcrfcheidcn dat ik my daar af ontd j,
En tot bctzien van haar vcrdcl ing overga
Daar zig haar fküe pmä komt voor bct oog vertó- Ptin.b.37.
En aanwyft waar de Mens cn't Vc heeft kunncn wó.
Waar dat de Voorraad is, door Naach opgeleid
WantinditBouwwerkblinkt Godsgeell: cn hiog bc.
Daar zien wy de Ark gchecl volbouwd te voorfchvn
komcn, ^
Ginlsde,rg,t/h/din. Wiekan bjerzigzclfs bctómcn, P.lmb =8
Wannecr hyklaarbeziet hoe alles is verdecld ?
Daar 't oog door de opening in alle hocken fpecld,
Om klaar te ontdekken waar zig ieder lia-ii ontbou.
wen:
Hier kan mcn de Arh we^r
il Dak ombIootáan.Prinib.35.
icbouwcn,
Daard dcik-yt.f t zc op 'swércids zé, die't landbccft ovcr-
Naar |czigt! 't geen 't hart tot angft en vrees ver.
Door met aandagtigheid te letten op de pliWen,
Waar meé GODS gi-amichap bceft den bózen mcn, ge.
nagen,
Maar wy zien dczc [traf nogop zyn hooefte niet
Wyl -t volgend Kunlltairrecl my 't lUlilain hier ver.
bied, ,
Om ' t c c r i l c d o g vol onderfcheid van wézcn, p,i„,b -o
1 e aanlebouwcn, maar Haan my geen kl.pncn hier tc
Waarv roepze mn,y n zwakkc kiel der Digikunll fchipbreuk
D.t zyn o buifiNydl uwc allerec,-fc vrugten,
DatEydenBroeirmoordop',a=,-drykl,ebtgc.ecld,
"peerd ™ h-
DoorHoog'mocd, Gierigheid, cnStaatzugtaangcdrc'-
Dat dnizc^d fchriften daar geraigeniilt af gcvcn.
1 - '>"
I oja! dtdeistcrug: betisook meèralstyd.
I t Zal my by 't FuUßbif ook geen oogenbh'k onthou- Printb.4i.
I 'kVcilangomhctgcwoelvan't Icvcnd Vctcainfch
: wen,
Daar hct cn hct Ter Arke ftrctfd,^ier'-jmi^ waarom e,'t Kruipenäegedicri' iußtigzwiei d
Pria,b 4..
En ibhynt al zingend' zyn vcrblyfplaats Gevögelt*tcbegrocten. '
m.fic'^' meugt om.
Om u tconttrckken van den droeven watcrvloed
D.C 't u,tgellrekt Hccl-Al e-erlang verdelgen moer,
Om al wat leven hecft he: léven te beróvcn.
Daar