; I i !'
• I •• li
i i i - ! ^
IÜ
N A T U U R K U N D E . 83
by Letter D te zien is. Wegens haare Groote
of Breedte word er in de H. Schrift niets
gemeld ; maar de maatregclen der ßouwkunde
vereiflchen, dat xy gelykvormig zy
met de groote des Gebouws, cn met het
waterbakken längs xekere buyzen te kunnen
ophaalen. Eindelyk, hot Dak der Arke ly
g e w e e f t , 20 het wi l , te vvetendiisdamg,dat
het verroert, of ten minÜen geopent kon
wo r d e n , cn Noach met z yne; Huyyssvvrroc uvve
en Rinderen daar op konwande]en,denloop
der Geilarntcn naargaani en uyt de zelven
zyn Dagboek, in 't gemeeneen yournaalgez
e g d , kon houden, en zyne natte kleederen
o f andere vochtige dingen daar op te droogen
hangen, welk gevoelen my voorzeker
niet vreemd noch onbillyk voorkomc.
Nu Voigt de Deare der Arke, die volgens
her uytdrukkelyk bevel des opperllen Bouwnieellersniet
in den eenen ofden anderen hoek
der Arke, maar iu haare zyde, gelyk de H.
Schrift zegt, moeil gezet worden, dat is. in
't midden der zyde, en zelfs in de middclfte
verdicpinge, gelyk in de nevenftaande Gründen
Doorzichtkundige afteekeninge der Arke
emde, waartoe zy gebruykt moeil worden,
wel overeen komen. Indien men haare
Groote naar de Reden wil afleiden, moet
z y ten minilen 10 Ellen hoog, cn 8 Ellen
breed zyn geweell, om tot bekwaame ingang
der Olyfanten te kunnen verilrekken.
Dat de zelve buyten twyifel hcel wyd moet
geweeil zyn, en zelfs dusdanig, dat zy door
A'oach met de zynen niet kon toegeüooten
worden, is genoechzaam naarte gaanuythet
gene men Gen. VII. v. 16. leeft, alwaar gezegd
word, dat GOT) de HEERE de
Deure der /Irke achter hem toegeßoten heeft\
waar by gevoegt word, door zyn
P R I N T B L A D X L I .
TOt zonderlinge ophelderinge van het
gene tot hier toe van denVonderbaaren
bouw der Arke gezegd is, en inzonderheid
tot beveßinge der gelykraaatigheden en
zamenfteilingen der zelve, dient aangemerkt,
dat er zelfs hedendaagfch noch dusdanige
Scheepen gevonden worden, waar in debovengemeide
gelykraaatigheden naargevolgt
en gehouden zyn. Men wil hier niet fpreek
c n van zeker Vracht- of Koopvaardyfchip,
dat 'Fieter Janffen^t^n Mennonijl en Bürger
vati Hoorn, in den jaare 16+7. naar hetvoorbeeld
der Arke Noachs liet bouvven, cn n o
voeten lang, 20 breed, en rz voeten diep
was. De zogenaamde Fluytfibeefen, Fig. E.
afgcbceld. zyn van onder So, vanboven95-,
en bygcvolg in \ midden omtrent vo voeten
lang, y hoog. en 16 voeten breed: of wel
volgens AVc. (Viifcn Schee^/sboitw p. 159. 130
voeten lang, loi breed, cn 13 voeten, 5
duymen diep.
By doze Fluyte» \\'ordcn gevoegt die kleine
cn lichte i^chuytjcs, l'ig. G. afgebeeld,
wiv.w in zieh cen Grocniandei- oiibefchroomd
op de woelte baaren der oniUiymige Zee
dürft vvaagcn, welken 10 voeten'lang, 1 voet
diep. cn breed zyn.
Echter mocc niemand zieh inbceldcn, dat
dcze voorilcllingcn met dat inzicht gedaan
worden om te willen beweercn, dat de Arke
Koachs, met alle de gelykmaatigheden,waar
mede zy gebouwc is geweell, een vaartuyg
z y , dat hedcndaaglch behoorr n.iargevolgite
worden. Voorieker zoiulen noch de Oorlog,
noch Koopvaardyfcheepen, indien ze
naar dit voorbeeld gcbouwd waren , in Zee
kunnen bellaan, veel min het geweld der
baaren afkeeren, die door hunne ongelyke
aanilootinge tegen dit zwaar gebouw.lichtelyk
de voor- of achterileeven zoudcn arfn
.Itukken iiaan. Zo dat hier uyt gcnoechzaam
te beüuyten is, dat de Zee ten cyde des
Zondvioeds zo onüuymig, noch zo geweidig
van baaren niet moet geweeil zyn, als zy
bywylen hedendaagfch is, maar in tegendeel
heel ilil en bedaard van ilroom, ten minilen
op die piaatzen, daar de Ark dreef. Daarenboven
is het ligt te begrypen, dat de ceri
le zwaare ilortrcgens buyten twyifel zonder
groote ontroeringe der lucht moeten nedergevallen
zyn, dewyl men hedendaagfch meêrmaalen
bevind, dat alle gevveldige Regeno
f Hagelbuijcn doorgaans met zwaarenilorm
van Minden verzeld zyn. Insgelyks is het
wel te denken, dat de wateren uyt den Afgrond
opkomende, des te mindere baaren
vcroorzaakt hebben, a!s het waicr dicper
was, gei)'kerwys men meeil op Zee bevind.
ü m dit ce bevelligcn zoudc men eenc ontelbaare
menigte van Schulp- cnKorilachtige
overblyfzelen des Zondvioeds zelfs kunnen
aantoonen, die meerendeels, fchoon zy van
cene zeer fyne iioiFe waren,geheel enonbcfchadigd
zyn gevonden. Zùlks word ook
bekrachtigt door de opmcrkinge, die men
dient te hebben ten opzichte der Aardgewaifen,
welkers Zaaden en Woriclcn noodzaakelyk
op die zelve-grondenen piaatzen moeften
herplant worden om hunnen behoorclyken
wasdom te krygen, daar zy voor den
X Zond -
IN
„ ( l l J "
Ip '
Iii: