Í I " ; ; Ii
N A T U U
ed. cd. gebrokeii of afgeweken, 7,0 is 't,
dac dezelven meér en meér mar de AfpuntenD.
E. afwyken. Waaruytklaarlykblykt,
dat, die Waterkring ten dage des Zondvloeds
geboríten, en op het Aardryk uytgeftort
zynde de breeking of afkaacszing by de
doorfnee der linie alleenoverbieef, tcweten
van die Zonne-ílraalen, die längs eene dundere
luchtige vioeibaarheid door eenedikkere
en grovere Lucht heendringen, waardoor
de Landñreeken, die onder de linie of den
Evenaarleggen, teveelhitte, endieomtrent
de Afpunten te groote koudekreegen, daar
nochtansde Wolken, die vliegende Zecn,
in de Lucht hangende en door de winden
heen en weér gedrcven, de plaatxe van die
allereerüe Opperwateren bekleeden.
Om deze Hoofdftellinge, welke de Schryver
dezes Werks gaarne bekent van zyne
uytvindinge niet te weezen, des telichterte
begrypen word'er aangetoont.
Fig. I. De ílraal A. B. die längs cene dundere
middelwydte, datis, de Luche, door
eene grovere, te weten 't Water , heen fchiet,
Tvaar door de afkaatszing byde doorfneédcr
linie D.E. de ítraalen B.E. voortbrengr.
Fig. II. De ftraal AB. die midden door
cene grovere tuíTchenwydte, datis 'tWater,
eenedunderemiddelwydte, de Lucht , door
ftraalende, door afkaatszinge naar C. toe
heenfchíet. F.F. word de Kriílallyne Kring
verbeeldt dieby deeerfte Aloudheid hooger
dan de Geíkrnten geplaatft is geweeft.
Wie dürft 'er ontkennen, dat door de
herhaalde befchryvinge v. 7- van 't uytfpanzel
der Lucht, of wel van den ganfchen
Aard-kloot binnen zekere paalen beflooten,
en door de fcheidinge der vloeibaareen dünne
waterachtigheden van de groveren, datis
de beneden Wateren van de opperilen, die
der Zeen, Meeren enz. van de Wolkenj of
die des Aard-kloots van de luchtige vloeibaarheden
of Hemel-wateren, duydelyk te
kennen gegeven en aangewezen word de allergrootfte
nutheid en noodzaakelykheid van
het werk van dezen tweeden dag , zonder
welk deLucht-en Watcrklootgeenzins zoude
kunnen beilaan hebben.
Indien men zulks in eenen ruymeren zin
wilverftaan, zo zal menbevinden. dat, Indien
al het vloeibaare des Aavd-kloots niet
befloten was binnen zekere eige paalen, de
Aarde, gclyk hier vooren aangemerktis, als
eenc Staart-llarre ovcral zoudc zwervcn als
ccn dwaaling, of wel omtrent het aanraaken
der gebooge of kromme iinic, verre buyten
den Zonnc-kring, wie wect waar hencn
geflingert cn weggedreven zoude worden, zo
'er maar ecnige opening gevonden wierd.
Derhalven is 'er cene evenvvichtigheid byaüe
dezc kringen en omwcndingen noodza;ikelykgeweelt,
zo dat alle cn icgclyke lichaa-
R K U N D E.
1 7
men elk in 't byzonder buyten hun geheel
aangemerkt. door wederzydfche drukkinge
of gdykmMtige zaamentrekkinge , iedet
op hmne plaatie en gelegenhejd moeflen
Itand houden.
^ Indien men de zaake in eenen bepaalderen
im begrype, in-zonderheid ten opzir.hte der
Lucht, zo ziet men. dat. indien dezelve het
Aardryk niet omringde , of nict gezuyvert
was, de Gewaflen, Dieren en Menfchen
nietzonden kunnen in 't leven biyven: ten
anderen mdien de Damp-kring hooger en gevolgiyk
verderafgelegen, danhv inder daad
IS, of iaager, dat is, dichter b'y de Aarde
was, 10 zoude het Aardryk op de eene piaatze
te (lark, op de andere min, dan des zeifs
wellland vereifcht, gedruiu worden. De
zelve reden, die er Wegens de hoogte of
verhevenheid is, is 'er insgelyks ten opzichte
van alle de andere eigenfchappen van de
HoofdrtofFe der Lucht. naamentlyk van der
zelver zwaarte, roeringeofbeweegzaamheid,
dunte enz. Voorzeker is 'er dan eene heel
zonderlinge en volmaakte evenwichtigheid
en maate in alles noodig geweeft: als een
werk zynde, niet van zieh zelfs, of zo by"eval
voortgekomen, maar wel een onberifpelyk
Meefterftuk des Allerwyften Scheppers,
die alle dingen tot zekere einden en inzichten
weet te bellieren, en door zyn Alraacht
uyt te voeren. Buyten twyffel zoude deszelfs
volmaaktheid zieh vry kennelyker opdoen,
indien men zieh tot zonderlinge opraerkmge
der geftalte, groote, zwaarte en alle
de andere eigenfchappen van alle en iegelyke
Luchtdeeltjes, iederin't byzonder aangemerkt,
evenalsfpiertjesofveertjes, wilde
miaaten, en met aandacht overweegen,
hoe volkomentlyk alle deze dingen met het
eeuwig denkbeeld, en de Alvoorzienigheid
des Scheppers Over een koomen en te zaamen
tot mit gebruyk der Aardeiingen verflrekken.
IMen mag vry het zelve zeggen
wegens de gelykmaatigheid, die 'er is tuf.
fchen de boven-hemelfche Wateren, welker
befcheide menigte en gewicht door de Goddelyke
Wysheid bepaalt en evenreedie eefchikt
zyn.
Van deze waarheid is de Menfch ten vollen
overtuygt, 't zy men de gefchapenheid
dezer dingen van vooren of van achter, dat
is. hunne werkingen zo in voorigen als in laa*
tere tyden, wil naargaan. Verders is 'er eene
zekere en varte gelykmatigheid tuflchen
't vloeibaare des ganl'chen Aard-kloots en 't
vloeibaare, 't gene 'er rondom den Zonnekring
en die der Dwaal-ftarren is: daar en
booven is 'er zekere evenreedigheid tulTchen
de vloeibaare waterachtigheid, die 'er in de
Lucht zweeft of dryft zelfs binnen den Aardkloot,
en tuflchen de Lucht zelfs, en de
Zee, Meeren en andere waterpoelen : want
E 2 in