t .ii-r'
I ü; •
IVI III'
Pag. I
G E E S T E L Y K E
NATUURKUNDE.
D A T IS:
De vyf Boeken Mozes natuurkundig verhandelt, cn niet min
tot opwekkinge des geefts, dan totlichaamelyke nutheid
en erkentenis van onzen pligt in eenen geeftelyken
en duydelyken zin uytgelegt.
God is 't Begin en Einde aller dingen.
P R I N T B L A D I.
h den beginne fchiep GOD HemeienAarde. Genefis I. v. i.
aOzes, betend voor den Aloud-
1 ftenSchryver, wektdoordeBe-
I fchryvinge der zeldzaame en
I merkwaardige opkomfte der
1 nieuwgefchape Weereld den
menfch op tot de kenniffe
Goils, en poogt ons door dat middel eene
aandachtige en nutte befchouwinge van 'tgehtsl
AI, nevens eene grondige erkentenis
enz.cs zelfs in te boezemen. Dit drievoudig
voorwerp is wel 'l hoofdzakelykile doelvvit,
en 't voornaainfte gebruyk, 't wellce de ganfclie
Philofophie, inzonderiieid de Naliiurkutide,
alleenlyk beoogten naarfpoort.
De ingeboore reden en onze pliclit zetten
den menfch gevoelyk genoecli aan om God,
fchoon in zieh zelfs voorons zwakenbepaalt
begryp onbezefFelyk, als Schepper le erkennen.
De wonderbaare en ongemete uytgeflrekthcid
en eendrachtige z;\nnienftand dee-
7.er weereld is een volllrekt en wclfpreekend
Kenreeken van Gods oiieindige goedheid en
Almacht, waar mede hy deeze woefte en welgefchikte
woonplaatfe tot 's meufchen dienft
I» den beginne heeft geßbafen.
He menfch, by de Grieken een kleim weereld
gcnoemt, als in zieh zelfs beknoptelyk
de gantfche gdleltlieid en werkinge der Natuure
ver beeidende, voelt zieh in- en uytwendiglyk
aangeport, om de Goddel) ke kracht en
voorzichtige fchikkinge.die alom in 't meefterlyk
werkftuk van 's weerelds Seheppinge
klaarblykend uytfcaalt, te verwonderen, naar
Verdienften te looven, en 't Opperweezen met
alle moogelyke eerbied en onderwerpinge in
den geell te aanbidden, met zieh zelfs en de
krachten lyner ziele in alle haare werkingen
met vlyt tot eere en verbreidinge van Gods heihgflennaame
te befleeden, nimmermeer vergeetende
het nederig ontzag, welk hy dien
O^/fri^rcfchuldig is, die den hemeluyne.
breit, de aarde gegrondvefl, en 's menfcbcn
geefl tn 'tmidden deszelven gevormt heeft.
Het Hebreeuwfch woord, Berefcbith^ in
't Nederduytfch, in den Beginne, is opmerkens
waardig, devvyl het, als met een fchitterende
blixemftraal, de bel.igchelyke droomen
en ongegronde hoofdigheden van Ariitoteles
en deszelfs Aanhangeren, weegens 's
weerelds Hand van eeuwigheit t'eenema°al verbreizelt
en vernietigt, bekrachtigende ten
zelven tyd Gods eeuwige en onophoudelyke
werkzaamheid Hy was voorzeker van Feuwigheid,
en werkte weezenlyk, die in den
begmne des tyds de weereld uit den eindeloozen
afgrond des Niets door zyne Almo.
genheid heeft voortgebracht.
De gantfche Natmir fehynt genoechzaam
doorzichzelfSjbuyten deon'feilbaarebekrachtinge
der H. Schrift, aan te toonen, dat de
weereld eertyds en wel uyt Niet gefchapen is
doch Mofis alleen, by TertnUmntts Gods mtraa
MÜng en nnafle gehemkenner genoemt,
heeft onsde jaaren, maanden, dagen, en der
zelven opvolginge en fchikkinge onderricht.
Dus was 'er eenTolk noodig, die door Gods
hooge
tt
i