jlllil
I'
I i'i'l
i
llii 1 ^ .!
1 /
•f
llfl "
»I i'l»t l i »ifii- . II
m
» I ,
N A T U U
geiEgd, van welken in de ovcrgebleve werken
der oude Kerkvaderen gewag u'ord gemaakt,
verdienen insgeiyks met recht buyten
de Gemeenteder Chriüenengebannen le
worden, dewyl 'er zomraigen onder deien
dus verre van de redelykheid 7yn afgeweken
geweeft, dat zy zieh niet fchaamden ilaande
tehouden, dat CHRISTUS zelfs de S W
geweeit is: anderen van dien zelven aanhang
meenden deSlange een verlievenderen
grooter Weezen, dan CHRISTUS, naame-
!yk, den oorfprong, aanlegger of uytvinder
aller wetenfchappen gewceU te zyn.DezeoniKtaamelyke
en verderffelyke leerrtukken zyn
ofvan de zogenaamde Nmtüte«, olvande
Egypteuaaren voortgekoomen, by welken
men gewoon was zekere Voogelen, Slmncters
genaamd.Krokodillen en SlangenGSddelyken
dienft en eerbied te bewyzen. Wel
is waar, dat de Heere onze Heiland zieh
gewaardlgt heeft het menfchelyk en fterff»-
lyk Lichaam, dat is, de gedaante eene's
Knechts, aan te neemen.en zyne onderdaanen
.n dm Vleefche gelyk te worden; maar
men Icdl nergers, dat hy ooit onder de gedaante
eener SJange zoude verfchenen zyn.
Insgelyks was de bewuile koopere Slang
die men eertyds oprechtte, wel een zlnnebeeld
van CHRISTUS, doch CHRISTUS
f ^f e , ™ daar, dat dusdaanigenkeld
Afbeeldzel waardiger en voortreffelyk
e r , dan het ooffpronglyk en weirgaäloos
Voorbeeld, zoude te achten zyh.
Ik ben ook van Cajetmits noch van Bekters
aanhangers niet, die van gevoelen zyn,
dat -er in 't geheel geene Slang noch eenigerleidier
van dien flag, by of omtrent dit
voorval is tegenwoordig geweeft, maar dat
de Duyvel zelfs, die hier zinnebeeidig verfiaan,
en voor de Slange aangemerkt moet
worden,de rechte verleider van de al»cmeeiie
Moeder Eva geweeft is. Dezen wyken,
zo my dunkt , zonder eenige noodzaakelykheid
van den letterlyken zin der H. Schrift
af, dieuytdrukkelykzegt, dat'ereeneSIang
tegenwoordig geweeft is.
De bernchte Bochen. die met recht voor
eenen verftandigen en geicerdcn Schryver
mag gehonden worden, is van gevoelen,dat
de Slang, die Bva vcrieid heeft, let bo.
vennatunrelyks door de kracht des boozen
Geefls, gelykerwys hy in laatere tyden aan
Behams Lzelinne meent gefchif t te zyn, ingeftort
is geweeft: maar op dusdaanige wy.
ze zoude den Duyvel eene macht, die geen
gefchapen Geell: bezit noch loekomt.aangemaatigt
worden. Het is alleen GOOS werk
onbekwaame dingen bekwaam, en fpraakelooie
fchcpzelenlpreekenden temaakenrdus
gefchiet het alleen door G O O S almacht en
toelaatmge, wanneer eenig redenloos Dier,
welk met geene bekwaame werktuygen o »
R K U N D E. 59
Meett alle de Chrillene Schryvers-,d,e de
l ^ b h p i " «J™^ "yti^ggingen opgeheldert
tumtyh sh„ge K zaamen . en zcggen, dat
ze met den Duyvel is bezeten g ewe k m£
daar js zelfs onder hcn een groot verfchil wegensdetoepaffinge.
Wat hier van zy- ,k
kan evenwel in myn gemocd niet vindcn dat
het geloofbaar zy, dat de booze Ged de
macht zoude gehad hebben van delichaamelyke
werktuygen der Slange, dieganfch önbekwaam
waaren ora te kunnen fpreeken,
zy duyddyke en verftaanbaare woorden zoude
voortgebracht hebben. Hierom zoude ifc
met het wdneemen van anderen, veelliever
tot het gevoelen van die genen overgaan
die zonder de tegeöwoordigheid der natuurlyke
Slange en invonderhdd van d" .
danige gella te, dat zy den Mer.fche fchoon
en bekoortyk voorkwam.uyt te fluyten.nief
^ ' ' f / f d c n d l e n alouden moordenaar des
Menfchdyken Gdkchts.dienarglilligenvc"
leider der zielen, dien gedunrigendwarsdry.
ver, dienverderffdyken kwaadHooker,dien
ontaarden en afgevallen Ehgd der durftet"
Iinien , ik naeene onzen algemeenen Vyand
den Duyvel. de meeüe fchuld der overtreedmge
te lafte leggen, dewyl het wel 7e l l
looven IS, dat deze looze bedrieger zichl -
der een vreemd en aanlokkend momaangezieht
verfchuylt hebbende . de nieuwsgfcrige
en onvocrzichtige Vrouive vriendelvk bepraat
en eindelyk tot den vai gebracht hedr
ge i-kerwys hy nadcrhand welmeärvan haare
nakomdingen, en inzonderhdJ den wanhoopigen
en vermetelen Saül onder de gedaante
van den overleden Propl-.eet Sam,H
bedrogen hedt. \Scim. XXVIII. Voorzeker
IS hy dat ¡OOS Dier, die llflige Slang I t
ger j,n alk a„Jeredhre„ ^ , geweeft,
die door zyne verbloemde en verftrikkende
redenvoennge eerft de Vrouwe en daar M
den Man in het nct des verderfsingewikkdt
en pvangen heeft. W'ant het zo'ude myi,
dnnkens ganfch onaardig weezen eene na*
tuurdyke Slange de bekwaamheid te willen
toevoegen van met den Mcnfche in onderlinge
zamcnhandelinpe en redeneeringe te
treeden, van een verichil-ftuk optcwtTOcn
van eene zaake in twyffd te trekken, iiaderhand
een verkeerd faefluyt te maaken, en de
ganfche kracht der fluytreden met eenen
hmmen draai te vcrddelen. Wie moet n^et
bekennen, dat alle deze omftandigheden'in
t geheel geen redenloos dier toe te paflra zyn i
^ Daar