'^'il;'
w
N A T U U R KUNDE. 37
P R I N T B L A D. XVII.
Indien GODS Wysheid zelfs in 't K L E I N is •J'nari/ g^eprezea,
Beboort zy 't ook in V GROOT met vry r^r/^i re^-weezen
LoofeHem, die ons tat fpyz; den K LE IN E N Z E EVI SC H reeff
Terwyl men tot gebrujk den GBOOTEN ALV¡SC¡1 heeft.
C. De Borßtepel, wicns melkgaatjcs met
blooce oogen kunnen gezien worden.
^ D. Een rWiandenbovengemcldenZeevifch
Orca, anders Leviathan genaamd naar
't leven afgebeeld , dien de Schryver dezes
tot gefchenk van den beroemden H"^. Haz^i/s
gekregen heeft, en tot des lelßgedachteniffe
noch in waarde houd.
E. Een overdwar! afgefneeden Cilindcr
van het Mannelyk dcel eenes cnvoin-aUcn
Walvifchs, welk in des Sehryvers eigen Rariteit
kabinet berull-, waar aan men hy <a de
openinge der VVatei-loo7.inge zier. b. c.
Verbeeid des zelfs uytwendige Zenuw- enfponsaehtige
geilalte, zynde van natuure geeiverwig
en doorfcliyneiid als »arnileen. c. d.
zyne inwendige Zenuwen iponsaciitige gefchapeniieid,
zynde van aard en gellalte als
die van den menfelie zeifs en ook der viervoetige
Dieren. e.e. Dunneveiletjesofvliesjes,
waar mede de doorioop der Waterioozjnge
hier en daar met het uytwendig fponsachtig
iiehaara zaamengevoegtenvallgchecht
is, verftrekkende tot wydere uytzettinge of
tot intrekkinge der gemeide Waterloozinge.
DEwyl men om de weinige ervaarenheid,
die men heeft van dien ongemeenen
llag van Groote Zeevifchen, de zelven niet
voikoomeniyk naar den eifch van alle en
iegelyke hunne eigenfchappen zoude kunnen
ontleeden, fchynt 'er niet veiliger noch
raadzaamer te weezen, om daar van met
eenige zekerheid te fpreeken, dandusdaanige
zaaken voor den dag te brengen, welken
bekwaam zyn om eenieder van devolflrekte
waarheid te overtuygen. Hierom zal men
hier eenige deelen van die 'er noch hedendaags
gevonden worden, eti tot openbaare
en onwederleggelyke blykteekenenverftrekken,
in hunne natuurlyke grootte engeftalte
afgebeeld , tot volkomen bewys voor oogen
Hellen, als vooreerfl: zyn.
A. Het Oog van eenen iVahißh, welk
weinig grooter isdaneenOranje-appel, volg
e n s de opmerkinge van Ruyßh. Thef. Anat.
IV. Tai. I.
B . Des z e l f s zog ena amde Kriflallyne Vocht,
het gene, ten opzichte der grove geflalte zyns
lichaams heel klein, en weinig grooter, dan
dat van een Kalfs Ooge is.
iVat heeft de Groote GOT) al Wonderheén ¡efthapen,
Waar u)t de Metifch iet Nati y zelf voor den Geefly kait raa^en!
P R I N T B L A D XVIII.
Geen Schepzel zo gering zo ßecht op ciarde leeft^
^at niet iet s Goddelyks en tnerkens-djaa) dig heeft.
ON d e r het Kruyfende Gedierte, in zonderheid
onder het Zee-gebroed, waar
van V. 2 1. gewag word geraaakt, doet lich
eene ontelbaare menigte van Oieren op, die
hee! traag van bevveeginge, 'iSjeek ofzachcen
{floedeloosiyny'ii zelfs affchuuwlykvoor'toog
en noch affchrikkelyker om aan te raaken.
Onder dezen moogen gerekent worden
A . Heczogenaamd yeelvoetig Zeegedierty
in 't Latyn -'tolypus, in 't Hoogduytfch der
^olkutteloiyiel-fuß, gezegd.
B. Zeker Zee-gebroed ,'t geen zwait bloed
heeft, niet ongelyk aan 't voorige,' in 'r Latyn
in 'c Hoogduytfch ßiack-fßh of
Meer'fpnne genaamd.
C . "ùtZeebaas.
By de KorfiachtigeftiOÌòiQ met harde Schelpen
bedektzyn, worden gellclt
D. Alle Zee- en Rivier-Kreeftcn
DE. De gemeene zo groote als kleine
Zee-krabben.
F. De zogenaarade Zee-fiar.
Wat wond're» geeft de Zee u\t haaren ruymen fchoot.
In )Kraby en Kreeft^ en Slak^ om ons GO^DS niagt ts toonent
*Die Zig in teWloos tal der viffchen hlaar ontbloot,
Oj! dat wy zynen Naam met dankbaarheid bekrooncn,
K P R I N T -