N A T U U R K U N D E. 73
3 .Iii' 1
Iii! i
iiil
verzettcr. gelyk ook nevens hem meelt nlle
d e Joodfche Leevaaren. den Qe der boom •»Y'x^.
A. afgebeeld, daar door verttaan hecft. Doch
dewyl deze Boom zelfs ook een Gcflacht
uyiroaa]a,ilaat het een iegelyk vry denOwteil
Cederboom of wel den 7,ogenaamden Tviappelboom
van Libamis daar voor te houden.
Zie I B. D e Cederboom Pympfelen voorrbrengt
en bladen heeft op de wyze van ce-
, die in het Gviekfcli n/ruf, cn
in 'c Latyn Lar 'ix genoemd word. ZieC. B.
Deze Boom word op zeer veele piaatzen in
d e H. Schrift gemeld, "junius en Tremellins
beduyden het bovengeraeld woord Gophcr
door dat van Cedrelaten, welk zyncn oorfprong
heeft van de twce zamengevoegde
Grield"che woorden, namenlyk van den Cfder
en 'Denne- of Abeeiboom, en cchter geene
onderfcheide zoorte tuOTchen den Cederen
den Abeeiboom uytmaakt, maar niet anders
te kennen wü geeven dan den voorgcmelden
grooten Cederboom zelfs. Zulks blykt
opentlyk uyt de duydelyke getuygeniße van
"Flinhis, L. XXIV. C. 5. ^DegrooteCederboom
, zegc deze Schryver, welken zommij^en
GEDRELATENy da t i s z o veel te zcggen,
als Ceder-Abeeiboom, fleegen ce noemen,
brengt Tik voort, welke CE'DER-'PIK
'Word genoemd. Mmfier en Avenarins bedienen
zieh in hun woordenboek van het
woord Vynboom, die echter van alle gosde
Natuurkundigen lichtelyk zal uycgezonderd
enafgevvezen worden, om dat de zelve al
t e ftark gekrookeld en te vol van knobbelen
en kwallen is, cn gevolglyk veel onbekwaamer
om zulk een zwaar Vaartuyg te
bouwcn, dan een Tienneboom , zie Fig. C.
Ik zeg vry onbekwaamer , dan ccnTfeuneboom,
om dat ik verwonderd ben, dat de Ophelderaats
der H. Schrift nict eens om dezen
§i!ie nee fifcida cejit'irs per/iBt
Nec longa caiiem limet feneiiiS.
Het geene in de Ncderduytfche Spraakc zo
veel te zeggen is, als
Het eil CTTRESSENimr dunrt honderd
Boom gedacht hebben, dewyl hy nergens
meer dan in de Hoogduycfche vertaalinge
gevonden word. De Tetbentynboom ,die van
zommigen aangehaalt word, komt hier in 't
minft niet te pas, dewyl hy vry bcter onder
de Scruyken, dan onder de ßoomcnbehoort
gerekent te worden. Mogelyk hebben die
gecnen, die door het woord Go/her den Cvpre[
fen-boom, Fig. D. verltaan, denprysbeh
a a l t ; t e mecr, ora dat de twce eerlle ¿^r/-
laben of Lectergreepen van het woord Cyiri'/
ia-^fWMn de ü rekfche, Laiynfche cn
Hoogduyifche Taalen, als mcde in de Ncderduytfcheenmccrandere
Spraakenhetbovengemcld
Hcbrecuwfch grondwoord Goi.
Äervolkomenlyknaar de Ictter uycdrukken.
Daarcnbovcn is het Hout dczes liooms zeer
duurzaam, ja fchier onvergankelyk, engeene
bedurvenheid ondcrworpen. Hicrom
zegt Martialis Ub. Vi. Efigr. +9- ^-eer wel.
Een'j;en lang,
Is oubederfcl)k, en vreeß geen ondergavg.
Het zelve isin de Ooiterfche Landen hcel
geraeen, en word'er zccrveel gebruykt,inzonderheid
tot den Scheepsbouw. tot welken
dit koilelyk en duurzaam hout zeer bekvvaam
is. Hicrom is 't ook ecnyds, gelyk
zeker Schryver getuygt, gebruykt gewecll
tot het timmeren van die machtige Vloote,
die KAlexander de Gro'itc te Babylonie heeft
laaten uytruften, t.Jrr/an. in Alex. Strabo
Lib. XV. Mogelyk is zedcrt den tyd des
Zondvloeds de geheugenis des Cypreßenbooms
by de Heidenen overgebleven i by welken
hy den Hclfchen Voril 'Pluto y anders Bis
gezegd, Koning der onderaardfche l^yken ,
toegewyd en uyt dien hoofde voor de huyzen
der Overleden,naar het zeggen van Plinius
L'tb. XVI. C. 33. tot e enkenne lyk treurteeken
is gezet geweeil. Ja zelfs is te Athene
een algemeen gebruyk geweeft de doode
lichaamen der geenen.die hunleven totwcl-
Iknd des Vaderlands mct roem ten bellen
gegeven hadden,in Kißen van Cyprefenbout
teleggen. Ihuc. Lib. 11. Om eindelyk in 't
kort alles te zeggen; de zaak zy in zieh zelfs,
zo als elk een wil: "t zy mende eerÜe piaatze
aan den Cederboom inruyme. of de voorhand
aan den Cyp-cfenboom wil geeven; dit
i s t e n m i n i l e n onwederfpreekelyk, dat deze
gezegende en van G O D zelfs uytgevondc;
Vrypiaats tot behoudenilFe van zulk een geringen
overfchot des Menfchelyken Gellachts,
als. Noacb en des zelfs hiiy^gezin was, geiiinmerd
is geweeil van eene zoorte van Boomen,
die Pynappelen en Pik of Hars voortbrachtcn;
des te me^r, dewyl n.en zo wel in
voorige eeuwen, als noch hedcndaagfch,gewoon
is gewecll diergelyk hout tot den
Scheepsbouw te gebruyken. Daarenbovcn
indicn men deze zaake noch nader wil inzien,
zal een iegelyk moercn bekennen, dat
het in 't geheel [egenderedelykhcidjcnzelts
tegen den inhoud der H. Schrift niet Ih-ydig
zoude weezen, indicn men in dit geval zo
wcl den Cedcr- als den Cypreßenbsom Ii et
Hand grypen, dewyl men uyt de gewyde Bladen
geenzins bewyzen kan. dat 'er niet mecr
dan eene zoort van Boomen tot deuytruilinge
der Jrke is gebruykt gewecll
Het is eene zaak van de uyitcrlle aangelegenheid,
gelyk genoegzaam bekend is.voor
alle die genen, die ter Zee vaaren, en in-
S X zon«
I I K
I
lir
I
• f