V O O R B E R I C H T .
wil van henlieden, by aldien zy nu nogleefden, gefchiedeii
de overbrenging der betwiftbare en wysgeenge gevoelens tot
den regel der gezonder Wysgeerte. _
Van den Ictterlyken zin wyke ik mct at , maar ik pas de
woorden in hare aangebore betekenis op de natum'kundige
ßefchryving toe , ten uxlken einde ik van de letterkundigen
ontleene het echte Denkbeeld der Hebreeuwiche
Kaldeeuwfche, Arabilche , Gnekfdie Woorden, van de Reizigers
, Schryvers der Natuurelyke Geich.edenis , Landbefchryv^
rs, Kniidkenners, Dieren-beichryvers, Myn-ttoi-befchryvers,
den Aard der Ootterfche Landen, de getteldheid
der Bewoonders, de Planten, Dieren , Bergwerken. Doch
ik bekenne veel verfchuldigd te zyn aan het veeltahge Oosterfche
Woordenboek van den zeer Edelen Iranmcm van
Aleknien Memnzki, Kidder van het H Graf te Jeruzalem,
Raadsheer van zyne Geheiligde Keizerlyke Majefteit en voornaamfte
Tolk in de Oolleriche Talen , uit het welk^ ik niet
zonder zwaare arbeid, zelfs tot dit gebruik van de Gecfldy^
Natuurhmde , hebbe uitgetrokken de naraen der Natuurelyke
dingen tegenwoordig by de Türken , Arabieren , Perzianen,
andere Oofterlandiche Volkeren geineenlyk gebruikt, en dewelke
ik tot dit oogmerk niet hebbe können gebruiken , beipaare
ik tot andere gebruiken , voornamentlyk van het Woordenboek
der Dieren , envandeuitdeAarde gegravene zaken,
het welk ikvervaardige._ , j xt
Ik hebbe bevolen Aibeeldingen tebereiden, zoo alsdeNatuur
die zelve verfchafd, dewelke ik wel hebbe können verkryoen
uit het Boek-huisraad , uit myn eige Boekvertrek,
uit de voornaamfte Kunftkamers van Europa van den zeer
Ed Heer Joh.HenriiUnk , woonendete Leipzig, mynen aldergemeen^
aamtten Vriend , die de allerfraaifte aftekemngen
tan zyne Slangen goedgunftelyk my heelt raedegedeeld. By
aldien ik zelf ergens hebbe gedwaald , zal de goedgunltige
Leezer de Printen verbeteren, en deze zelve vlyt zalhemtoc
hooger trap, ik hcm geluk wenfchende , verheffen Doch de
Printen zelve heeft afgetekend , en tekend noch af , ik hem
beftierende , myn belle Vriend Melchior Füefflinus, die door
zyne eigene uitvindingen, in de Konft der Lofwerken een ervaren
Meefter , dezelve oppronkt, zeer groote pryzingen van
zyn naam hebbende verdiend. Doch de kopere Piaaren zelve
bereiden , en den roem hunner naamen , gelyk ook de
heerlykheid hunner Kuntt de eeuwigheid toe wyden , de al-
V O O R B E R I C H T .
derervarenfte Koper-plaatfnyders, welker lyft, Vaderland,
leven aan het Regiiter der Schryvers gy zult aangehegt
zien.
Insgelyk wi l , nochkan ifcniet, dat de Goedgunftige Leezer
onwetende zy , dat wel door my de Schryver de beide
T e x t , de Latynfche, en de Hoogduitfche is gefchreven,
dat de eerfte onveranderd is gebleeven, zodanig , als dezelve
te voorfchyn is gekomen met eene vliegende, gelyk
onder andere vele bezigheden gewoonlyk gefchicd, penne,
doch, op dat niemand de Zwitzerfche Taaluitfpraak zoude
affchrikken , van dewelke wy ons geheel nauwelyks können
bevryden, dat de moedertalige is verbeterd, veranderd, ja
hervormd in de Taal-uitfpraak van het Roomfch-Duitfche
R y k , doorgaans ook de uitlegginge zelve uitgebreid, door
den veel Eerwaarden Man, den Heer Jtht Martin. Milkrus,
van Ulm, zeer waardig Verkondiger des Goddelyken
Woords in het ftedeke Leipheim , aan welken zeer god"
vruchtigen Man, welken cm dat hy ter zeer gekikkige uitvoering,
en voor het Hoogduitfche Volk zeer aangenaam
gevolg heeft gegeven j gelyk van de Kerk en Geleerdheid
openbaarlyk eiders , zoo ook van dit heilig Werk j ¿eer wel
verdiend, ik dit openbaar getuigenis ben verfchuldigd, en
geve, ik bedanke hem voor de openbare loffpraaken, en te
gelyk verzegcle ik hem myne dienften, welke zelve en alderrechtmatigfte
lofgevingen ophopen die Gedichten alle,
door dewelke hy de Stoffe en den Text heeft willen vercieren,
devvelke zelf door hem alleen gedieht, vol merg van
Godsvrucht en konft, de loftuitingen des alderbeften Mans
uitbazuinen. Deze alderlieffte M an is geboren te Leipheim
aan den Donauw den i i . September 1691. zyn Vader was
J oh: Tief er Miller, toen aldaar Diakon, nu Bedienaar van
de Hoofdkerk te Ulm, en Aalmoeffenier van het Gemenebeft,
aan welken zeer Eerwaarden Man ik dankbaar erkenne
, voor de werken van zynen Zoon , opendyke dankzcg.
gingen verfchuldigt te z yn, de Moeder Anna Catharina, Nanichte
van D. Jakob Heilbrunner van Vaders kant. In de
hoogfte School van het Kweekfchool te Ulm is hy aangenomen
in het jaar 1704. Leerling in de Wysgeerte 1706.
Borger op de Hooge School te Jena 1708. Met de lauwerkroon
van het Meeftcrfchap vercierd 1712. Eene Twiftrede
gehouden hebbende te Ulm, onder het Voorzitterfchap
van