îi:
, 8 GE E S T
indien de Wolken, ofboven-hcmelfcheXVa-'
teren, grover , dikker, grooter en mcmgvuldlger
waren, loude de Aiivd-klooc, d.cn
de ßervelingen bewooncn , geen genoechzaam
Licllt noch wärmte van de /.onnekunnen
krygen: het loude te overvloedig rege-
" e n , en te veel fneeuwen ; raen zoude d k-
Tere L zwaardere hagelllcenen z.en neerial
n . de Bronnen e " / -eken zo^en bovenmaaten,
en meér dan """^'í? "P"
E L Y K E
daanigheid en gefchiktheid maar acht gecven,
zwellen , de Rivieren en andere Wf«' ' " ; '
den zouden overftroomen, en emdelyk de
i n f c h e Aard-bodem zouden onder water
f o " en, gelyk « n .yde d ^ Z o n d vWs ge
fchiet is. In tegendeel indicn de W olken
fyndér dunder In minder in memgte en geil
waren , 10 zoude ons de noodige regen
cn fneeuw ontbreeken , de menigx.uldtge rypen
zouden de Gewaflen en Kruyden der
L d e verderven-, dan zoude 'ertcfell^
de , dan weder te onmaatige h.tte ontllaan.
de'Bronnen en Bekeu -ou^en uytdroogen.
de Boomen verdorren, en de R,vieren Hunnen
Vloed verliezen: indien ze op eene valle
piaatze onwrikbaar en onbeweeglyk Ihlflonden,
londer door den wind te kunnen Over
S henen gedreven worden; zo zouden alle
de Gewellen of Landftreeken, die niet lyii
recht onder dezelven gelegen waren, van
Snigvuldig e nuttegebruyken verftckenwe-
"en «fwyl de andircnzwaare ongemakken
zouden moeten ondergaan, zo door de geliaadige
fchaduwe of bedomptheid, als door
de ovirvloedigeftortregens, hagelb^iycnenz.
als mede door de geduurige hitte der brandende
Zonne.
•t Was de Aarde zeer nut en dienftig, dat
de Wolken beweegzaam en roerlyk waren ;
hier van is dat voordeelig en zo noodzaake-
Ivk gebruykder^' iWraopgekomen , op welker
wieken die vrugcbaareregenwolkendoor
de Zonne uyt de Zee opgehaak, van de hooge
geberchtens nederwaarts gedrukt, en Over
l l e geweften, 1 anden, Dörpen Velden en
Boffchentot welfland des Aardryks yervoert
„ u en dan uytgeBort worden, tt elke Wmden
op dcze piaatze ook inaanmerkingekooinen,
dewyl zy een vloeibaare envlottende
Lucht zyn, en behaWen oneindige andere
gemakken en voordeelen, tot zo een heerlyk
middel voor "t leven en behoudenilft aller
Schepielen, voor den Koophandel der
Menfchen, en in zonderheid voor defcheepvaard
verllrekken.
Naauwlyks daalen wy van de Opperlle en
daar naaft aan gelege boven-hemelfche Wateren
nederwaarts tot de lageren of benedenvvateren,
of aanllonds doet zieh eene nieuwe
en voorzeker genoechzaame reden op,om de
arondelooze Goedheid en Wysheid GOOS
met volle monden uyt te bazuynen. Want
zo dra wy op der zelven gelegenheid, hoe
lullen wy moeten bekennen, dat, Indien
de paalen der Zee , verder uytgezet
waren, of de uytgebreidheid der zelve boknopter
ennaauwervvas; indien dcfmaak dcr
Zee-wateren mcer of min zlltig, of Indien
de zelven ffilder ofongeltuymiger waren, de
Aardelingen verfcheide en menigvuldige ongemakken
en rampen onderhevig zouden
wee-zen. Hier van zal wydloopiger op eene
andere pk«ze gehandelt worden. Wy
hebben dezelvc reden, als hier boven, wegens
het evcngewicht der Bronnen en Ri-
Eiiidelykgalmen onder de onderhemelfche
of Aardtche"Wateren niet min GODb goedheid
en zorgvuldigheid uyt de zogenaamde
Mineraale Waieren, bezwange« met heilzaame
en gezondmaakende deeltjes ; die nutre
Berg-en-klipbronnen, bekwaam niet alalleen
tot de behoudenifle van 's Menfchen
leven, maar ook tot volkomen herftelhnge
onzer verzwakte gezonthdd : verders met
wat dankbaarheid en erkenteniffe zyn wy verplicht
Gods lof voor 't gcbruyk van zo veellerlei
badftoven, van zo veele zunre, Mitige,
zwavelachtige en andere zoorten van W ateren
uyt te brommen, welken de Menfcbop
menigvuldige wyzen en tyden met eene
gewenfchte uytwerkinge tot zyn welfland
pleegttegebruyken? , . , u
Het woord Hemel v. 8. word in de H.
Schrift op menigerlei wyzen verftaan en g ^
bruykt. Het zelve word v. i. geineenlyk
genomen voor dat allervloeibaarflen uytfpanfel,
tulTchen de Valle en de Dwaal-Üarren
gelegen. Hier, gelyk op meér andere piaatzen
der H. Schrift, word het aangemerkt,
voor denalleronderllcn Damp-knn i, dat allirkonftiglle
en weérgaàloos Meellerl uk, dat
heerlyk en prachtig Tooneel van W olketi,
Hemellichten en Lucht-gczichten. GOL)
zelfs heeft het V l t f f m f d HÜMt L g e n o emt .
Ik hoor hier die aloude Toren- en Stadbouwers,
die allereerfte grondleggcrs van Babylonie,
als verwaandc en hoogmoedige zwetzers
met opgeblaaze kaaken overluyd opfchreeuwcn
Genef. XL v. 4. km am,, laat
Otts voor ons eene St ad houwen, sn eenen loreu,
äeus Of f e rße m den H E M E L z.y, enUat
ms eenen naame voor mi maaken. Anders:
komt, Uat ons eene Sud en Toren ofrechten,
•K:ienit,ftotmdenHEMELverbevenzy,e,i
Imt ons onzen naame rnchtbaar maaken In
dien zelven zin moet ook verllaan worden t
g e n e 'er Heut. IX.
Steäen,diegroot en tot m den HEMiLgeßrett
zyn. 't Zelve zy gezegt wegens het gene
m e n i c e l i . Matti. XX^- i o Enals danzai
,ndenHEMELverfilyynendeZoonedes Menfchen
: en dan zuUen alle de geßachten der
• -aer.en , en auUen den Zorne des menfchen
N A T U U R K U N D E.
fchen zien hörnende op de JVolken des HEM
E L S enz. Kn Cap. V l l l . ic.de Vogqlendes
HEME LS hebben nejien. Daaren bovcn ilvekt
zig ae Hemel,indezenzin bcgrepen, van Wolk
e n , Vogelen, en bemuurdc Steden naauwlyks
eenige mylen boven de Aarde uyc, verre
van boven de Maane de Dwaal-ikrren te
kunnen bcreiken , veel min van de Valîeftarren
te genaaken. Üok is het gene men in
de gemcene fpreekvvyze door het woord lk->-
»9 tnel te kennen wil geeven , en ons zo vermaakelyk
en zo aangenaam door zyn helder
Azuur ofHenielsblaauwe koleur aan 't oog
voorkomt, niet anders dan enkelde Lucht.
Diegenen, die bevveeren, dat deze tiiHchen
de Vaile en Dwaal-llarrcn ligt, zyn in hun
gevoeleii bedrogen. Hoc dit zy of niet echter
fpreekenwyvolgensdeH. Schrift, zomenigmaal
als wy de Lucht Hemel noemcn.
P R I N T B L A D VI. VII.
En GOD mele j dat de Water en van onder den Hemel op eene plaatze vergai
dert tvorden : en dat het drooge gczien laerde : en het was alzo.
EnGQ D noemde het drooge, Aarde, en de Vergàderìnge der Waterennoemdehy^
Zee: en GOD zag dat hetgoed was. Genef. I. v. 5?. lO.
DUs daalen wy trapswys van 't Verhevene
naar het nederige, van 't Hooge naar
*t laage, van \ Hemelfche naar 't Aardfrhe:
dat is; van de Opperwerken naar de ßeneden
fchepzelen, onder welken de Aard- en-
"Water-kloot, waar van hierbyzonderlykgefproken
word . wel het voornaamfte is. 'T
was noodzaakelyk, dat de Opper- en Nederwateren
van elkanderen gefcheiden en verdeelc
zynde, de onderften nochmaals, van
de Aarde zelfs gefcheiden en hier en daar
Verdeelt wierden; op dat eindelyk deAardkloot,
te vooren rondom met de VVateren
overdekt en ingefloten, door het werk ¿^¿»sw
i)erdenDags, datis, doordefcheidinge der
Beneden- •wateren , tot eene bewoonbaare
plaatze gemaakt wierd. Daar moeil geen
ichadelyke overvloed, maar eene noodige
bevochtiging zyn. Dit is de reden van de
v e r g a d e r i n g e der W a t e r e n in Zei-n , Rivieren
en Bronnen. Om zulks werkflellig te
maaken, moeil de Aard-kloot. die eerilwel
in eften vlakten en gelyke wegen verdeelt,
doch overal gelyk en eiTengrondig was , daar
en boven met de Wateren omringt en ondergedompelt,
zo alshctonderlledeelderdoorineS
desKrings op 'tPrintblad Vll.aanwyll,
oneffen, en ongelyk gemaakt worden j de vlakten
en opper-gronden moeiien op zommige
piaatzen verhoogt worden, op anderen laag en
nederig blyven, gelyk door het bovenftedeel
des Kloots op 't evengcmelde Priniblad VII.
Word aangewezen.
Alle de regeien en inftellingen, zelfs de
allerkrachtdaadigilen, der Grondkunde waren
tot uytvoeringe van zulk een overheerlyk
werk gantfch krachteloos en onbekwaam.
De alles-overtreffende Hand GODS was alleen
bekwaam en noodzaakelyk omditMee.
flerfiuk te volvoeren. Hier tne wicrd noch
Konil noch Wetenfchap. noch Uytvinding,
maar de Goddelyke Almacht en Wysheid alleen
vereifcht. De Koninglyke HarpHaager
en GODS yverige Lof-zanger 'David fchynt
ons tot het binnenile dezer Geheimenine,
die wis alle Thiloßphie en Gcleerdhcid te
bovcn ilreeft cn befchaamt, als een geeilelyk
wegwyzcr in te leiden door het genehy
u y t b o e z e m t 'P^alm. CIV. y. 9. Hy heeft de
Aarde gegrond op haare grondvcfien : zy eit
zal nimmermeer noch eenwelyk niefxankelen.
'Die de Aardegeveßi^t hebt op haare bejtendigheid:
in eewjuigheià zal zy «¡er ver--jvikke>t.
Uytmuntend blykteeken der Goddelyke Wys^
heid, die alles met zo veel omzichtigheiden
volmaaktheid gefchikt en v£rzorgt heeft, dac
door de nederzakkinge der zwaarile deelcu
naar het middelpunc, door de plaatzinge der
Aarde in 't middelpunt haarsomloops, door
de omwcndinge der zelve om den Zonnekring,
en eindelyk door de wederzydfche
tegendrukkinge der groote en kleine lichamcn,
zo in hun geheel, als in alle deelen,
de itand des Aardbodems voor akyd wel verzekert
is. Hier op vaart de evengemelde
geeilelyke Zangmceiler voort met dezc woord
e n . 'Pfalm. CHI. 22. Looft den Heereal.
werken. aan alle piaatzen zyner Heer-
CIV. V. 6. enz , Gy
d, der Wateren, die
i g d e n . als een kleed
ßonden boven de Ber-
I vlooden zy, z y haaßhappye.
En Tfalm.
hadze met den Afgror
den Aard-kloot omri
overdekt : de fVateren
gen. Va>
ßeden ha. t weg voor de
De Bergen reezen op, de Dalendaal.
den, t er plaatze die gyvoor hen gegrond had.
Gy hebt eenenpaalegeflelt,dien zy ntet overg,
zullen.Zy zullen de Aarde niet'.
F