Ii
I „ii
'ii. ''»ii
|
H'l'iil
I i i ! * '
N A T U U R KUNDE.
P R I N T B L A D XII,
2 9
En GOp znde-, dat de Wat^^ren overvhuliglyk vomkengen cen '•emmd-can
Ret IV AT ER z-j,eJl van Vilch en krielt van Onoediert
-t Gcvogelte door LVCHT « Hemel zwlft
d ie 00k 7.yn, in alle hunne volmaaklhcid heeft
m weezen gebracht. Zulks ul men nooit
m tvvyöel trekken , Indien men de hedendaagrchePA/
7»>/A,>, die den Menfclie tot
^ÜD aanleid , tot onderrichtinge wil ter
hand neeraen en met aandacht te raade gaan,
Men raoet maar eens rypeiyk by zichzelvcn
overweegen de oneindige verfcheidenlieid,
dewonderbaareveranderingen, deallerroorzienigtle
ftandhoiidinge, en de onvergelykkelyke
gefteltheid aller dingen, om overtnygt
te weezen. dat alle en iegeiykc Scliepzelen,
7.0 vvel in 't klein als in 't groot, de aller,
konftrykfte en ganfch onnaarlpoorlyke Mcr-
Ilerflukken van GOOS eigen handzyn. Geef
maar acht zelfs op de allerkleinlle Gedier.
tjes,onder welken men dusdanigen vind, dat
'er tot Dartig Dnyzend toe in getal in ein
dropje waters leeven; bemerk nu eens hunne
Ingewanden, Aderen, Zenuwen, Spieren,
Gewrichten.Levensgeeften, met ¿en woord
al het gene meiiten dien opzichte gefchapenheid.
beweeginge en welgefchiktheid eenes Lichaams
kan noemen. Zie met wat behendigheid
dezeSchepzeltjeshnnneeyertjesopzulke
piaatzen, alsmceft ßladen. Bioemen,Vrngten,
Aardgewaflen,Boomen,en jMuuren zvn.weten
neSr te leggen cn te verbergen, daar zy, ryp geworden
of heel nytgekomen zynde, hun voedzelkunnen
krygen.Gaa met uwgedachten eens
jiaar, hoekleevend en uytgelezen die aard vail
lymmoetweezen,waarmedezyhunneeyertjes
zo künftig vaft hechten, dat dezelven tegenalle
ongeftuymigheidder Lucht, als Wind, Regen,
Onweder, Koude en Hitte, in veillgheid
kunnen beftaan. Let eens toe, hoe
aardig zonimigen hunne eyertjes in zaamengerolde
bladen weeten in te wikkelen j terwyl
anderen de zelven in dünne takjes van
Boomen, die zy ecril met hunneangekjesals
doorboord , of ten minllen gekwetft, befchadigt
ofdoorgebeten hebben, met zonderlinge
vernuftheid nederleggen. Zie met wat
omzichtigheid eenigen hnnnc lichaamelyke
overwinft, of eyertjes, talTchen de gerimpeldefchorlTen
der Boomen, of meermaalen
aan den baft zelfs, als met zyde en byna onfcheidbaare
draadjes hier en daar vaftbinden,
of, het gene vvel wat vreemd fcfiynt, en
H 2 ' ech-
HY moet heelonoplettend, verftrooitvan
gedachten, ja fehler van zyne zinnen
berooft weezen, die niet bemerkt en begrypt,
dat de welgefchikte en opvolgelvke
wyze der Scheppinge wonderlyk met de'natuure
zelfs der Schepzelen overeenkomt, en
dat alles naar den Aard der dingen door de
Goddelykevoorzienigheydgefchijitis. Keril
moeil de Dampkringgezuyvert, opgeheldert
en in ftaat gebracht worden. Daar na vereifchte
de Aardeverwarminge, gelykzyook
op haar beurt door hetZonnelicht verwarmt
en vruchtbaar gemaakf is. Dir door GODS
Goedheid verricht en volbracht zynde, ihken
aanftontsallerlei Aardgewailen, Kruyden,
Gras en Geboomte humie cierlyke en groene
hoofden uyt den grond op, en bedckten
hunne VruchtbaareMoeder, de Aarde, met
een nieuw - gebooren en natuurlyk kleed.
Heden is 't de gebocrtedag aller Dieren ,
die wel van pas, of, gelyk men gemeenlyk
pleegt te zeggen, juyft op hunnen tyd koomen,
zynde de allereerilen, die den Aardkloot
betreeden, terwyl het Gevogeke door
de Lucht vliegt; ik zeg, e>j> hmmentyd, om
dat zy by hunne opkomfte reeds den noodigen
voorraad tot onderhoudhunslevensdoor
den allervoorzienigften Schepper in overvloed
voorafverzorgt en gereed vinden, zo dat zy
vannuafaan,gelykraenzegt,denonbeEorgden
lieft hebben; dewyl de reeds volwafle Kruyden
en andere Groentenhentotfpyzeverftrel^en,
cndagelyksgenoechzaam varfch voedzel toebrengen.
Vooreerft hebben de Wateren fiw^icymi'/
•van lemndigc Zielen, dat is allerlei My^rade
'Bieren, of gelyk men ze noemt ,Ongedierten
voortgebrachi; doch zo niet, datdeNatuur
alleen door zieh zelfs, datis, doorhaare
eigen kracht en werkinge deze Schepzelen
geteelt, of uyt flyk en ftym gevormt, maar
door 't krachtdaadig bevel en wille des Mvermoogenden
Scheppers alleen de zelven
heeft ter weereld gebracht. GOD zeide,
en zo dra 't gezegä was , heeft Hy 't
door zyn WOORD voortgebracht, hebbende
de Wateren met zeeker zaad of kleine
eyertjes bezwangert, om niet te zeggen dat
Hy de eiertjes zelfs, hoe klein en gering